Wenya's ouders gingen scheiden toen ze twee was en daarna ging ze bij haar vader en stiefmoeder wonen. Haar stiefmoeder kon haar niet uitstaan en zat altijd te ruziën met haar vader. Hij had weinig keus — hij moest Wenya weer naar haar moeders huis sturen. Maar haar moeder was alleen maar bezig met haar bedrijf en had helemaal geen tijd om voor Wenya te zorgen en dus werd ze vaak bij familie of vrienden gedumpt, zodat die voor haar konden zorgen. Na een aantal jaren zo verzorgd te zijn geweest, voelde de jonge Wenya zich alleen en hulpeloos en verlangde ze naar de warmte van een thuis. Pas toen haar vader en stiefmoeder gingen scheiden, ging ze terug naar haar vader en vanaf toen had ze een thuis, in goede en slechte tijden.
De opgroeiende Wenya was heel voorzichtig en gehoorzaam en studeerde ijverig. Maar net toen ze druk bezig was met de voorbereidingen voor haar toelatingsexamen voor de universiteit, sloeg het noodlot toe: haar moeder kreeg een hersenbloeding en raakte verlamd en aan bed gekluisterd. Haar stiefvader liet haar moeder in de steek en nam zelfs al haar bezittingen in beslag, en toen werd haar vader opgenomen met leverkanker. ... Wenya kon onmogelijk de last van het huishouden op zich nemen. Ze kon alleen maar smeken bij familie en vrienden, maar die gaven niet thuis. ...
Juist op het moment dat Wenya het zwaar had en het niet meer zag zitten, getuigden twee zusters van De Kerk van Almachtige God tegenover Wenya, haar moeder en zus over het werk van Almachtige God in de laatste dagen. Ze begonnen door de woorden van Almachtige God in te zien waarom mensen pijn ervaren in hun leven. Ze begrepen dat mensen alleen door voor God te komen, Gods bescherming zullen krijgen en een gelukkig leven zullen leiden. Alleen door de troostende woorden van God konden moeder en dochters opklimmen uit hun pijn en hulpeloosheid. Wenya ervoer oprecht de liefde en genade van God; ze ervoer eindelijk de warmte van een thuis en belandde in een echt thuis. ...