Gods werk onder de mensen is onlosmakelijk met de mens verbonden, want dit werk is op de mens gericht. Hij is ook het enige door God geschapen wezen dat van God kan getuigen. Het leven en alle activiteiten van de mens zijn onlosmakelijk met God verbonden; alles wordt door de hand van God bestuurd en men kan zelfs zeggen dat niemand buiten God om kan bestaan. Niemand kan dit ontkennen, want het is een feit. Alles wat God doet, is ten behoeve van de mensheid en gericht tegen de snode plannen van Satan. Alles wat de mens nodig heeft, komt van God en God is de bron van het leven van de mens. De mens kan zich dus gewoonweg niet van God losmaken. God heeft bovendien nooit de intentie gehad om Zich van de mens los te maken. Het werk dat God doet, is ten behoeve van de hele mensheid en Zijn gedachten zijn altijd welwillend. Voor de mens zijn het werk van God en de gedachten van God (dat wil zeggen Gods wil) dus allebei ‘visies’ die de mens moet kennen. Zulke visies zijn ook het management van God en het werk dat onmogelijk door de mens gedaan kan worden. De eisen die God intussen tijdens Zijn werk aan de mens stelt, worden de ‘praktijk’ van de mens genoemd. Visies zijn het werk van God Zelf, Zijn wil voor de mensheid, of de oogmerken en betekenis van Zijn werk. Visies kunnen ook als onderdeel van het management worden beschouwd, want dit management is het werk van God en is op de mens gericht, wat wil zeggen dat dit het werk is dat God onder de mensen doet. Dit werk is het bewijs en het pad waardoor de mens God leert kennen en is van het grootste belang voor de mens. Als mensen geen aandacht schenken aan Gods werk maar in plaats daarvan alleen aandacht schenken aan de leerstellingen van geloof in God of aan onbeduidende, onbelangrijke details, dan zullen ze God simpelweg niet kennen en bovendien niet naar Gods hart zijn. Het werk van God is uitermate nuttig voor de mens om God te leren kennen en wordt visies genoemd. Deze visies zijn het werk van God, de wil van God en de oogmerken en betekenis van Gods werk; ze zijn de mens allemaal tot nut. Praktijk duidt op dat wat de mens behoort te doen, wat de schepselen die God volgen moeten doen. Het is ook de plicht van de mens. Wat de mens behoort te doen, heeft de mens niet vanaf het allereerste begin begrepen, maar zijn de eisen die God tijdens Zijn werk aan de mens stelt. Deze eisen worden gaandeweg dieper en verhevener terwijl God werkt. Tijdens het Tijdperk van de Wet moest de mens bijvoorbeeld de wet volgen en tijdens het Tijdperk van Genade moest de mens het kruis dragen. Het Tijdperk van het Koninkrijk is anders: de eisen aan de mens zijn hoger dan tijdens het Tijdperk van de Wet en het Tijdperk van Genade. Naarmate de visies verhevener worden, worden de eisen aan de mens ook steeds hoger; ze worden steeds duidelijker en reëler. Ook de visies worden steeds reëler. Deze vele reële visies bevorderen niet alleen de gehoorzaamheid van de mens aan God, maar bevorderen bovendien zijn kennis van God.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en de praktijk van de mens