Vergeleken met eerdere tijdperken is het werk van God tijdens het Tijdperk van het Koninkrijk praktischer, meer gericht op het wezen van de mens en veranderingen in zijn gezindheid, en beter in staat om te getuigen van God Zelf voor allen die Hem volgen. Met andere woorden: God laat met Zijn werk in het Tijdperk van het Koninkrijk meer van Zichzelf zien dan op enig moment in het verleden, wat betekent dat de visies die de mens behoort te kennen, verhevener zijn dan in enig eerder tijdperk. Omdat Gods werk onder de mensen in onbekend terrein terecht is gekomen, zijn de visies die de mens tijdens het Tijdperk van het Koninkrijk leert kennen het meest verheven onder al het managementwerk. Gods werk is op onbekend terrein terechtgekomen, dus zijn de visies die de mens moet kennen de hoogste van alle visies geworden. De resulterende praktijk van de mens is eveneens hoger dan in enig eerder tijdperk, want de praktijk van de mens verandert mee met de visies, en de vervolmaking van de visies markeert ook de vervolmaking van de eisen aan de mens. Zodra Gods management helemaal tot stilstand komt, stopt de praktijk van de mens ook, en zonder het werk van God heeft de mens geen keus dan zich aan de leer van vroegere tijden te houden, hij kan zich nergens anders toe wenden. Zonder nieuwe visies zal er geen nieuwe praktijk door de mens zijn; zonder complete visies zal er geen volmaakte praktijk door de mens zijn; zonder verhevener visies zal er geen verhevener praktijk door de mens zijn. De praktijk van de mens verandert met de voetstappen van God, de kennis en ervaring van de mens veranderen eveneens met Gods werk. Hoe capabel de mens ook is, toch is hij onlosmakelijk met God verbonden, en als God ook maar even zou stoppen met werken, zou de mens direct sterven vanwege Zijn toorn. De mens heeft niets om over op te scheppen, want hoe verheven iemands kennis vandaag ook is, hoe gedegen zijn ervaringen ook zijn, hij is onlosmakelijk met Gods werk verbonden – want de praktijk van de mens en wat hij in zijn geloof in God dient te zoeken, zijn onlosmakelijk verbonden met de visies. In elke instantie van Gods werk zijn er de visies die de mens dient te kennen, visies die worden gevolgd door Gods gepaste eisen aan de mens. Zonder deze visies als fundament zou de mens simpelweg niet tot praktiseren in staat zijn en zou de mens God evenmin onwankelbaar kunnen volgen. Als de mens God niet kent of Gods wil niet begrijpt, is alles wat de mens doet zinloos en kan God er nooit Zijn goedkeuring aan geven. Hoeveel talenten de mens ook heeft, toch blijft hij onlosmakelijk verbonden met Gods werk en Gods leiding. Hoe goed of hoe menigmaal de mens ook handelt, het werk van God blijft onvervangbaar. En dus is de praktijk van de mens onder alle omstandigheden onlosmakelijk verbonden met de visies. Zij die de nieuwe visies niet aanvaarden, hebben geen nieuwe praktijk. Hun praktijk heeft niets te maken met de waarheid, omdat ze leerstellingen aanhangen en zich aan de dode wet houden; ze hebben helemaal geen nieuwe visies en bijgevolg brengen ze in het nieuwe tijdperk ook niets in praktijk. Ze zijn de visies kwijtgeraakt en zijn daarmee ook het werk van de Heilige Geest en de waarheid kwijtgeraakt. Zij die zonder de waarheid zijn, zijn het product van dwaasheid, zij zijn de belichaming van Satan. Wat voor persoon iemand ook is, hij kan niet zonder de visies van Gods werk en kan niet verstoken zijn van de aanwezigheid van de Heilige Geest; zodra iemand de visies kwijtraakt, daalt hij onmiddellijk af in Hades en leeft hij in duisternis. Mensen zonder visies zijn mensen die God dwaas volgen, ze zijn zonder het werk van de Heilige Geest en ze leven in de hel. Zulke mensen streven niet naar de waarheid en gebruiken de naam van God als een uithangbord. Mensen die het werk van de Heilige Geest niet kennen, die de vleesgeworden God niet kennen, die de drie fases van het werk in het geheel van Gods management niet kennen – zij kennen de visies niet en dus zijn ze zonder de waarheid. En zijn zij die de waarheid niet bezitten niet allemaal kwaaddoeners? Zij die bereid zijn om de waarheid in praktijk te brengen, die bereid zijn om kennis van God te zoeken en die werkelijk met God meewerken, zijn mensen voor wie de visies als fundament fungeren. Zij worden door God goedgekeurd omdat ze met God meewerken en het is deze medewerking die de mens in praktijk moet brengen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en de praktijk van de mens