Net als honderden miljoenen andere volgelingen van de Heer Jezus Christus, houden we ons aan de wetten en geboden van de Bijbel, genieten we van de overvloedige genade van de Heer Jezus Christus en komen we samen, bidden, prijzen en dienen we in de naam van de Heer Jezus Christus – en dit alles doen we in de zorg en bescherming van de Heer. We zijn vaak zwak en vaak sterk. Wij geloven dat al onze handelingen in overeenstemming zijn met wat de Heer leert. Het spreekt dus vanzelf dat we ook geloven dat we ons op het pad bevinden waarop we de wil doen van de Vader in de hemel. We verlangen naar de wederkomst van de Heer Jezus, naar het glorievolle arriveren van de Heer Jezus, naar het einde van ons leven op aarde, naar de verschijning van het koninkrijk en naar alles zoals het was voorspeld in het boek Openbaring: De Heer arriveert en brengt rampspoed en beloont het goede en straft het kwade en neemt allen die Hem volgen en Zijn terugkeer verwelkomen op in de lucht om Hem tegemoet te komen. Elke keer dat we hieraan denken, kunnen we niet anders dan overmand worden door emotie. We zijn dankbaar dat we in de laatste dagen zijn geboren en het geluk hebben om getuige te zijn van de komst van de Heer. Al hebben we vervolging geleden, het is in ruil voor ‘een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft’; wat een zegening is dat! Al dit verlangen en de genade die de Heer ons schenkt, maken ons vaak nuchter tot het gebed en brengen ons vaker samen. Misschien volgend jaar, misschien morgen, of misschien nog eerder wanneer de mens het niet verwacht, zal de Heer plotseling aankomen en zal Hij verschijnen onder een groep mensen die aandachtig op Hem hebben gewacht. We strijden allemaal met elkaar, niemand wil achterblijven, om de eerste groep te zijn die de verschijning van de Heer aanschouwt, om een van degenen te worden die zullen worden opgenomen. We hebben alles gegeven, ongeacht de kosten, voor de komst van deze dag. Sommigen hebben hun baan opgegeven, sommigen hebben hun families verlaten, sommigen hebben afstand gedaan van het huwelijk en sommigen hebben zelfs al hun spaargeld gedoneerd. Wat een onzelfzuchtige toewijding! Een dergelijke oprechtheid en loyaliteit gaat zelfs de heiligen van vervlogen tijden te boven! Aangezien de Heer zegent wie Hij wil, en genade heeft aan wie Hij wil, zijn onze toewijding en uitgaven, geloven wij, reeds door Zijn ogen aanschouwd. Zo hebben onze oprechte gebeden ook Zijn oren al bereikt, en we vertrouwen erop dat de Heer ons zal belonen voor onze toewijding. Bovendien was God welwillend tegenover ons geweest voordat Hij de wereld schiep, en kan niemand Gods zegeningen en beloften aan ons afnemen. We maken allemaal toekomstplannen, en nemen het als vanzelfsprekend aan dat onze toewijding en uitgaven onderhandelingsfiches of aandelen zijn voor onze opname in de lucht om de Heer te ontmoeten. Bovendien plaatsen we onszelf zonder aarzelen op de toekomstige troon, met de leiding over alle naties en alle volkeren, om als koningen te regeren. Dit alles nemen we als gegeven, als iets dat we kunnen verwachten.
We minachten iedereen die tegen de Heer Jezus is; uiteindelijk zullen ze allemaal worden vernietigd. Wie heeft hen gezegd niet te geloven dat de Heer Jezus de Verlosser is? Natuurlijk zijn er momenten waarop we van de Heer Jezus leren en medelijden hebben met de wereld, want zij begrijpen het niet, en we moeten tolerant en vergevingsgezind zijn. Alles wat we doen is in overeenstemming met de woorden van de Bijbel, want alles wat niet overeenkomt met de Bijbel is dwaalleer en ketterij. Een dergelijk geloof is diep ingebed in de geest van elk van ons. Onze Heer is in de Bijbel en als we niet afwijken van de Bijbel, zullen we niet van de Heer afwijken; als we ons aan dit principe houden, dan zullen we gered worden. We sporen elkaar aan en ondersteunen elkaar, en elke keer dat we samenkomen, hopen we dat alles wat we zeggen en doen in overeenstemming is met de wil van de Heer en aanvaard kan worden door de Heer. Ondanks de grove vijandigheid van onze omgeving, zijn onze harten vervuld van vreugde. Wanneer we denken aan de zegeningen die zo dicht binnen ons bereik zijn, is er dan niets dat we niet kunnen verzaken? Is er niets waarvan we niet kunnen verdragen om er afscheid van te nemen? Dit alles is impliciet en dit alles wordt bekeken door de ogen van God. Wij, de handvol behoeftigen die zijn opgeheven uit de mesthoop, zijn dezelfde als alle gewone volgelingen van de Heer Jezus: we dromen van opname, van gezegend te worden en van het regeren over alle naties. Onze verdorvenheid wordt blootgelegd in de ogen van God, en onze verlangens en hebzucht worden veroordeeld in de ogen van God. Maar toch gebeurt dit allemaal zo onopvallend, zo logisch, en niemand van ons vraagt zich af of ons verlangen juist is, laat staan dat ook maar iemand van ons twijfelt aan de juistheid van alles waar we ons aan houden. Wie kan Gods wil kennen? We weten niet te zoeken, te onderzoeken of zelfs bezig te zijn met het pad dat de mens bewandelt. Want we geven er alleen maar om of we opgenomen kunnen worden, of we gezegend kunnen worden, of er een plaats voor ons is in het koninkrijk der hemelen, en of we een deel van het water van de rivier des levens en de vrucht van de boom des levens zullen hebben. Geloven wij niet in de Heer, en zijn wij geen volgelingen van de Heer, ter wille van het verkrijgen van deze dingen? Onze zonden zijn vergeven, we zijn tot inkeer gekomen, we hebben de bittere beker wijn gedronken en we hebben het kruis op onze rug gelegd. Wie kan zeggen dat de prijs die we hebben betaald niet door de Heer zal worden aanvaard? Wie kan zeggen dat we niet voor genoeg olie hebben gezorgd? We willen geen dwaze maagden zijn of een van degenen die in de steek worden gelaten. Bovendien bidden we vaak en vragen we de Heer om te voorkomen dat we misleid worden door valse Christussen, want er staat in de Bijbel: “Als iemand dan tegen jullie zegt: ‘Kijk, Christus is hier of daar,’ geloof het dan niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan. Zij zullen grote tekenen en mirakelen aan de dag leggen, zodat zij – als dat mogelijk was – zelfs de door God uitverkozen mensen om de tuin zouden leiden” (Matteüs 24:23-24). We hebben allemaal deze Bijbelverzen in onze geheugens opgeslagen, we kennen ze door en door en we zien ze als een kostbare schat, als leven, en als de geloofsbrieven voor onze opname en verlossing …
Duizenden jaren lang zijn de levenden heengegaan, hun verlangens en dromen met zich meenemend, en niemand weet met zekerheid of ze naar het koninkrijk der hemelen zijn gegaan. De doden keren terug en ze zijn alle verhalen vergeten die eens hebben plaatsgevonden en volgen nog steeds de leringen en de paden van de voorouders. En dus, met het verstrijken van de jaren en de dagen, weet niemand of onze Heer Jezus, onze God, echt alles accepteert wat we doen. We kijken simpelweg uit naar een uitkomst en speculeren over alles wat er zal gebeuren. Toch is God voortdurend stil gebleven en is Hij nooit aan ons verschenen of heeft Hij tot ons gesproken. En dus beoordelen we willens en wetens Gods wil en gezindheid volgens de Bijbel en de tekenen. We zijn gewend geraakt aan de stilte van God; we zijn gewend geraakt aan het afwegen van het goed of kwaad van ons gedrag met behulp van onze eigen manier van denken; we zijn eraan gewend geraakt om onze kennis, opvattingen en morele ethiek te gebruiken om Gods eisen aan ons te vervangen; we zijn gewend geraakt aan het genieten van de genade van God; we zijn eraan gewend geraakt dat God hulp biedt wanneer we het nodig hebben; we zijn eraan gewend geraakt om onze handen naar God uit te strekken voor allerlei dingen en God maar raak te bevelen; we zijn ook gewend geraakt aan het volgen van doctrines, zonder aandacht te schenken aan hoe de Heilige Geest ons leidt; bovendien zijn we gewend geraakt aan dagen waarin we onze eigen meester zijn. Wij geloven in een God zoals deze, die we nog nooit hebben ontmoet. Vragen zoals hoe Zijn gezindheid is, wat Hij heeft en is, hoe Zijn beeld is, of we Hem zullen kennen of niet wanneer Hij komt, enzovoort – geen van deze dingen is belangrijk. Wat belangrijk is, is dat Hij in onze harten is, dat we Hem allemaal verwachten en dat we ons kunnen voorstellen hoe Hij is. We waarderen ons geloof en koesteren onze spiritualiteit. We beschouwen alles als mest en betreden alles met voeten. Omdat we de volgelingen zijn van de glorierijke Heer, ongeacht hoe lang en moeizaam de reis is, ongeacht welke ontberingen en gevaren ons overkomen, niets kan onze voetstappen stoppen als we de Heer volgen. “Een rivier van levenswater, helder als kristal, stroomt uit de troon van God en het Lam. Op beide oevers staat de boom des levens, die twaalf soorten fruit draagt en zijn fruit iedere maand voortbrengt. De bladeren van de boom zijn om de naties te genezen. Er zal geen vloek meer zijn, geen vloek. De troon van God en het Lam zal in de stad staan. Zijn dienaren zullen Hem dienen, en ze zullen Zijn gezicht zien, ze zullen Zijn gezicht zien. Zijn naam zal op hun voorhoofden staan. En er zal geen nacht meer zijn: een kaars is niet meer nodig, geen kaars, noch het licht van de zon, want de Heer God geeft hun licht. Ze zullen voor eeuwig en altijd heersen. Ze zullen voor eeuwig en altijd heersen” (Openbaring 22:1-5). Elke keer dat we deze woorden zingen, vloeien onze harten over van vreugde en voldoening, en stromen tranen uit onze ogen. Dank aan de Heer omdat Hij ons gekozen heeft, dank aan de Heer voor Zijn genade. Hij heeft ons nu in deze tijd het honderdvoudige gegeven, heeft ons het eeuwige leven gegeven in de komende wereld, en als Hij ons nu zou vragen om te sterven, zouden we dat doen zonder de minste klacht. Heer! Kom alstublieft snel! Stel het niet nog een minuut langer uit, want we verlangen vurig naar u en hebben alles voor u opgegeven.
God is stil en is nog nooit aan ons verschenen, maar Zijn werk is nooit gestopt. Hij kijkt naar alle landen en beveelt alle dingen, en aanschouwt alle woorden en daden van de mens. Zijn management wordt in stappen en volgens Zijn plan uitgevoerd. Het gaat voorts in stilte, zonder dramatisch effect, maar toch komen Zijn voetstappen steeds dichter bij de mensheid en de stoel waarin Hij rechtspreekt wordt bliksemsnel in het heelal klaargezet, waarna onmiddellijk Zijn troon onder ons neerdaalt. Wat een majesteitelijk schouwspel is dat, wat een statig en plechtig tafereel. Als een duif en als een brullende leeuw arriveert de Geest onder ons allen. Hij is wijs, Hij is rechtvaardig en majesteitelijk, Hij komt geruisloos onder ons, en heeft autoriteit en is vervuld van liefde en mededogen. Niemand is op de hoogte van Zijn komst, niemand verwelkomt Zijn komst en bovendien weet niemand wat Hij allemaal zal doen. Het leven van de mens blijft onveranderd; zijn hart is niet anders en de dagen gaan voorbij zoals gewoonlijk. God leeft onder ons als een gewoon persoon, als een meest onbelangrijke volgeling en een gewone gelovige. Hij heeft Zijn eigen bezigheden, Zijn eigen doelen, en bovendien heeft Hij de goddelijkheid die gewone mensen niet hebben. Niemand heeft het bestaan van Zijn goddelijkheid opgemerkt en niemand heeft het verschil tussen Zijn substantie en dat van de mens waargenomen. We leven samen met Hem, onbeperkt en onbevreesd, want we zien Hem als niets meer dan een onbelangrijke gelovige. Hij let op alles wat we doen en al onze gedachten en ideeën worden voor Hem blootgelegd. Niemand interesseert zich voor Zijn bestaan, niemand heeft enige voorstelling van Zijn functie en bovendien heeft niemand enig vermoeden van wie Hij is. We gaan gewoon door met onze bezigheden, alsof Hij niets met ons te maken heeft …
Bij toeval drukt de Heilige Geest een passage uit van woorden ‘via’ Hem, en hoewel het heel onverwacht aanvoelt, erkennen we dat dit de uitspraak van God is en aanvaarden we het gretig van God. Dat is omdat, ongeacht wie deze woorden uitdrukt, zolang ze van de Heilige Geest komen, we ze moeten accepteren en we ze niet kunnen ontkennen. De volgende uiting kan via mij zijn, het kan via jou zijn, of het kan via hem zijn. Ongeacht wie het is, alles is de genade van God. Maar ongeacht wie de persoon is, we moeten ze niet aanbidden, want ongeacht wat dan ook, ze kunnen onmogelijk God zijn; we kunnen in geen geval een gewoon persoon zoals deze uitkiezen om onze God te zijn. Onze God is zo groot en eervol; hoe zou Hij vertegenwoordigd kunnen worden door iemand die zo onbelangrijk is? Sterker nog, we wachten allemaal op de komst van God om ons terug te brengen naar het koninkrijk der hemelen, en dus, hoe kan iemand die zo onbeduidend is, gekwalificeerd zijn voor zo’n belangrijke en zware taak? Als de Heer terugkomt, moet het op een witte wolk zijn, voor iedereen zichtbaar. Wat zal dat glorieus zijn! Hoe kon Hij Zich zo geruisloos verstoppen onder een gewone groep mensen?
En toch is het deze gewone persoon, die verborgen is onder mensen, die het nieuwe werk van het redden van ons uitvoert. Hij legt niets aan ons uit, noch vertelt Hij ons waarom Hij gekomen is. Hij doet alleen het werk dat Hij van plan is te doen in stappen en volgens Zijn plan. Zijn woorden en uitingen worden steeds frequenter. Van troosten, vermanen, herinneren en waarschuwen, tot verwijten en disciplineren; van een toon die zachtaardig en vriendelijk is, tot woorden die fel en majestueus zijn – ze brengen allemaal compassie en schroom in de mens. Alles wat Hij zegt raakt de geheimen die diep in ons verborgen zijn, Zijn woorden steken in ons hart, steken onze geest en maken ons beschaamd en vernederd. We beginnen ons af te vragen of de God in het hart van deze persoon echt van ons houdt, en wat Hij precies van plan is te doen. Misschien kunnen we pas opgenomen worden als we zo’n pijn hebben doorstaan? In onze hoofden berekenen we … over de bestemming die komt en over ons toekomstig lot. Maar nog steeds gelooft niemand van ons dat God vlees heeft aangenomen en onder ons werkt. Hoewel Hij al zo lang bij ons is, hoewel Hij al zoveel woorden van aangezicht tot aangezicht met ons heeft gesproken, zijn we nog steeds niet bereid om zo’n gewoon iemand te accepteren als de God van onze toekomst, laat staan dat we bereid zijn om de controle over onze toekomst en lot toe te vertrouwen aan zo’n gewoon iemand. Van Hem krijgen we een oneindige stroom van levend water en dankzij Hem leven we van aangezicht tot aangezicht met God. We zijn alleen dankbaar voor de genade van de Heer Jezus in de hemel en hebben nooit aandacht besteed aan de gevoelens van deze gewone persoon die de goddelijkheid in bezit heeft. Hij doet nog steeds Zijn werk nederig in het vlees verborgen, en drukt de stem van Zijn hart uit. Hij is er schijnbaar ongevoelig voor dat de mensheid Hem verwerpt, blijkbaar eeuwig de kinderlijkheid en onwetendheid van de mens vergevend, en voor altijd tolerant ten aanzien van de oneerbiedigheid van de mens tegenover Hem.
Zonder dat we het wisten heeft deze onbeduidende man ons stap voor stap naar Gods werk geleid. We ondergaan ontelbare beproevingen, worden onderworpen aan ontelbare kastijdingen en worden getest door de dood. We leren van Gods rechtvaardige en majestueuze gezindheid, genieten ook van Zijn liefde en compassie, leren de grote kracht en wijsheid van God te waarderen, getuigen van de lieflijkheid van God en aanschouwen Gods diepe verlangen om de mens te redden. In de woorden van deze gewone persoon leren we de gezindheid en substantie van God kennen, leren we Gods wil kennen, leren we de natuur en substantie van de mens kennen en zien we de weg van redding en perfectie. Zijn woorden veroorzaken onze ‘dood’ en veroorzaken onze ‘wedergeboorte’; Zijn woorden brengen ons troost, maar laten ons ook gebukt door gevoelens van verwijt en schuld; Zijn woorden brengen ons vreugde en vrede, maar ook grote pijn. Soms zijn we als lammeren voor de slachting in Zijn handen; soms zijn we als Zijn oogappel en ontvangen we Zijn liefde en genegenheid; soms zijn we als Zijn vijand, in as veranderd door Zijn toorn in Zijn ogen. Wij zijn de mensheid die door Hem is gered, wij zijn de maden in Zijn ogen en wij zijn de verloren lammeren aan wie Hij dag en nacht denkt om te vinden. Hij is genadig tegenover ons, Hij veracht ons, Hij heft ons op, Hij troost ons en vermaant ons, Hij leidt ons, Hij verlicht ons, Hij kastijdt en disciplineert ons, en Hij vervloekt ons zelfs. Hij maakt zich dag en nacht zorgen om ons, Hij beschermt en zorgt dag en nacht voor ons, Hij staat altijd naast ons, en Hij besteedt al Zijn zorg aan ons en betaalt elke prijs voor ons. In de woorden van dit kleine en gewone vlees hebben we het geheel van God ervaren en hebben we de bestemming gezien die God ons heeft geschonken. Toch, ondanks dit alles, blijft ijdelheid in onze harten rondsluipen, en zijn we nog steeds niet bereid om een dergelijk persoon als onze God in de praktische zin te accepteren. Hoewel Hij ons zoveel manna heeft gegeven, zoveel om van te genieten, kan niets van dit alles zich meester maken van de plaats van de Heer in onze harten. We eren de speciale identiteit en status van deze persoon alleen met grote terughoudendheid. Als Hij niet spreekt om ons te laten erkennen dat Hij God is, dan zullen we absoluut niet het initiatief tonen om Hem te erkennen als de God die spoedig zou moeten arriveren en die toch al zo lang onder ons werkt.
God gaat verder met Zijn uitspraken, en met behulp van verschillende methoden en perspectieven om ons te vermanen wat te doen, en tegelijkertijd Zijn hart een stem te geven. Zijn woorden dragen levenskracht en laten ons het pad zien dat we moeten lopen en stellen ons in staat te begrijpen wat de waarheid is. We beginnen aangetrokken te worden door Zijn woorden, we beginnen ons te concentreren op de toon en manier van Zijn spreken, en beginnen onbewust een interesse in de diepste gevoelens van deze onopvallende persoon te krijgen. Hij doet nauwgezette pogingen voor ons, verliest de slaap en eetlust voor ons, weent voor ons, zucht voor ons, kermt in ziekte voor ons, lijdt vernedering omwille van onze bestemming en redding, en Zijn hart bloedt en huilt tranen voor onze ongevoeligheid en opstandigheid. Wat Hij heeft en is gaat een gewoon persoon te boven, en kan door geen van de verdorvenen worden bezeten of bereikt. Hij heeft tolerantie en geduld dat geen gewoon persoon heeft, en geen enkel schepsel bezit Zijn liefde. Niemand anders dan Hij kan al onze gedachten kennen, of zo’n helder en volledig begrip van onze aard en substantie hebben, of de opstandigheid en verdorvenheid van de mensheid beoordelen, of tot ons spreken en aan ons werken in naam van God in de hemel. Niemand behalve Hij is begiftigd met het gezag, de wijsheid en de waardigheid van God; de gezindheid van God en wat God heeft en is, worden in hun geheel in Hem naar voren gebracht. Niemand anders dan Hij kan ons de weg wijzen en ons licht brengen. Niemand anders dan Hij kan de mysteries onthullen die God niet heeft geopenbaard sinds de schepping tot nu toe. Niemand anders dan Hij kan ons redden van Satans slavernij en onze eigen verdorven gezindheid. Hij vertegenwoordigt God. Hij drukt het binnenste van Gods hart uit, de vermaningen van God, en Gods woorden van oordeel voor de hele mensheid. Hij is een nieuw tijdvak begonnen, een nieuw tijdperk, en heeft een nieuwe hemel en aarde binnen geleid en nieuw werk, en Hij heeft ons hoop gebracht, en een einde gemaakt aan het leven dat we leidden in onduidelijkheid, en heeft ons hele wezen in staat gesteld om het pad naar redding in volle klaarheid te aanschouwen. Hij heeft ons hele wezen overwonnen en ons hart gewonnen. Vanaf dat moment zijn onze geesten bewust geworden en lijken onze zielen opnieuw te worden gerevitaliseerd: deze gewone, onbeduidende persoon, die onder ons leeft en lange tijd door ons is verworpen – is dit niet de Heer Jezus, die voor altijd in onze gedachten is, wakend en dromend, en naar wie we dag en nacht verlangen? Het is Hij! Hij is het echt! Hij is onze God! Hij is de waarheid, de weg en het leven! Hij heeft ons toegestaan om weer te leven, het licht te zien en heeft ervoor gezorgd dat onze harten niet langer dwalen. We zijn teruggekeerd naar het huis van God, we zijn teruggekeerd voor Zijn troon, we staan oog in oog met Hem, we hebben Zijn aangezicht aanschouwd en de weg die voor ons ligt gezien. In die tijd zijn onze harten volledig door Hem overwonnen; we twijfelen er niet langer aan wie Hij is en werken niet langer Zijn werk en woord tegen, en we vallen helemaal neer voor Hem. We wensen niets anders dan de voetsporen van God voor de rest van ons leven te volgen en door Hem te worden vervolmaakt en Zijn genade terug te betalen en Zijn liefde voor ons terug te betalen en Zijn orkestraties en arrangementen te gehoorzamen, en samen te werken met Zijn werk, en alles te doen wat we kunnen om te voltooien wat Hij ons toevertrouwt.
Worden overwonnen door God is te vergelijken met een vechtsport wedstrijd.
Elk woord van God slaat op onze dodelijke plek en maakt ons bedroefd en bang. Hij onthult onze opvattingen, onthult onze verbeeldingen en onthult onze verdorven gezindheid. Door alles wat we zeggen en doen, en elk van onze gedachten en ideeën, worden onze natuur en substantie onthuld door Zijn woorden, hetgeen ons vernederd en bevend van angst laat zijn. Hij vertelt ons over al onze acties, onze bedoelingen en intenties, en zelfs de verdorven gezindheid die we zelf nooit hebben ontdekt, waardoor we voelen dat we in al onze armzalige onvolkomenheid worden blootgelegd en raken we zelfs volledig overtuigd. Hij oordeelt ons voor onze opstand tegen Hem, tuchtigt ons voor onze godslastering en veroordeling van Hem, en geeft ons het gevoel dat we in Zijn ogen waardeloos zijn en dat we de levende Satan zijn. Onze hoop wordt vernietigd, we durven geen onredelijke eisen meer te stellen en pogingen aan Hem te doen, en zelfs onze dromen verdwijnen van de ene dag op de andere. Dit is een feit dat niemand van ons zich kan voorstellen, en dat niemand van ons kan accepteren. Onze gedachten raken voor een moment uit balans, en we weten niet hoe we verder moeten gaan op het pad dat voor ons ligt, we weten niet hoe we verder moeten gaan in onze overtuigingen. Het lijkt erop dat ons geloof terug is gegaan naar het allereerste begin en dat we de Heer Jezus nooit hebben ontmoet en geen kennis met Hem gemaakt hebben. Alles voor onze ogen verbijstert ons en geeft ons het gevoel dat we op drift zijn gezet. We zijn wanhopig, we zijn teleurgesteld en diep in ons hart is er een onbedwingbare woede en schande. We proberen stoom af te blazen, proberen een uitweg te vinden, en bovendien proberen we te blijven wachten op onze Heiland Jezus en onze harten naar Hem uit te storten. Hoewel er momenten zijn dat we noch hoogmoedig noch nederig zijn aan de buitenkant, zijn we in onze harten geteisterd door een gevoel van verlies als nooit tevoren. Hoewel we soms ongebruikelijk kalm lijken aan de buitenkant, ondergaan we van binnen golvende massa’s pijniging. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons alle hoop en dromen ontnomen, hebben ons zonder onze buitensporige verlangens laten zitten, en niet bereid om te geloven dat Hij onze Redder is en in staat om ons te redden. Zijn oordeel en tuchtiging hebben een diepe kloof geopend tussen ons en Hem en niemand is zelfs bereid die over te steken. Zijn oordeel en tuchtiging zijn de eerste keer dat we zo’n grote tegenslag en zo’n grote vernedering ondergaan. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons in staat gesteld om Gods eer en intolerantie voor de overtredingen van de mens oprecht te waarderen, in vergelijking waarmee we zo laaghartig en onzuiver zijn. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons voor het eerst doen beseffen hoe arrogant en pompeus we zijn, en dat de mens nooit de gelijke van God zal zijn, of op één lijn met God. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons doen verlangen om niet langer in zo’n verdorven gezindheid te leven, en hebben ons ertoe aangezet om zo snel mogelijk van die natuur en substantie af te komen, en niet langer door Hem verafschuwd te worden en walgelijk voor Hem te zijn. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ervoor gezorgd dat wij graag Zijn woorden gehoorzamen, en niet langer bereid te zijn om tegen Zijn orkestraties en arrangementen te rebelleren. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons opnieuw het verlangen gegeven om te blijven leven en hebben ervoor gezorgd dat wij hem graag als onze Redder accepteren. … We zijn het overwinningswerk uitgelopen, zijn uit de hel gestapt, zijn uit het dal van de schaduw van de dood gestapt. … Almachtige God heeft ons gewonnen, deze groep mensen! Hij heeft over Satan gezegevierd en al Zijn vijanden verslagen!
We zijn gewoon zo’n gewone groep mensen met een verdorven satanische gezindheid, wij zijn degenen die door God zijn voorbestemd voor de tijdperken en we zijn de behoeftigen die God heeft opgeheven uit de mesthoop. Wij hebben eens God verworpen en veroordeeld, maar nu zijn wij overwonnen door Hem. We hebben het leven ontvangen en de weg van het eeuwige leven van God ontvangen. Ongeacht waar we op aarde zijn, ondanks vervolging en verdrukking, we kunnen niet gescheiden zijn van de redding door Almachtige God. Want Hij is onze Schepper en onze enige verlossing!
De liefde van God strekt zich uit als het water van een bron, en wordt gegeven aan jou, aan mij, aan hem en aan allen die oprecht de waarheid zoeken en die op de verschijning van God wachten.
Net zoals de maan altijd de zon volgt, houdt het werk van God nooit op, en wordt uitgevoerd op jou, op mij, op hem en op allen die de voetsporen van God volgen en het oordeel en de tuchtiging van God aanvaarden.
23 maart 2010