I
God schiep de mens;
hetzij de mens ontaard is
hetzij ze Hem volgen,
God behandelt de mens als dierbaar,
je zou kunnen zeggen, als Zijn familie.
De mens is geen speelgoed voor Hem.
II
Hij is de Schepper en de mens is Zijn creatie.
Lijkt of 't niveau verschilt,
maar al wat God doet voor mensen,
gaat verder dan hun relatie.
God houdt van de mens,
Hij zorgt en bekommert zich om hen.
Onvermoeibaar geeft Hij aan de mens,
en niets is Hem teveel,
noch verwacht Hij lof en eer.
III
Voor Hem is de mens redden,
hen voorzien van om het even wat
geen eerbetoon.
Alleen op Zijn eigen manier,
door Zijn essentie, wat Hij heeft en is,
voorziet Hij de mens in kalmte en rust.
Hoeveel de mens ook moge krijgen van Hem,
God vraagt niets terug.
Het is zo bepaald door Zijn essentie;
Hij is trouw aan Zijn gezindheid.