Het managementwerk kwam alleen tot stand vanwege de mensheid, wat wil zeggen dat het alleen werd voortgebracht door het bestaan van de mensheid. Er was geen management vóór de mensheid of in het begin, toen de hemelen en aarde en alle dingen geschapen werden. Als er in al het werk van God geen praktijk was die de mens ten goede komt, dat wil zeggen: als God geen gepaste eisen stelde aan de verdorven mensheid (als er in al het werk dat God doet geen geschikt pad voor de praktijk van de mens was), dan zou men dit werk niet Gods management kunnen noemen. Als het gehele werk van God alleen bestond uit de verdorven mensheid vertellen hoe men de praktijk moest beoefenen en God Zijn eigen werkzaamheden niet uitvoerde en geen greintje van Zijn almacht of wijsheid toonde, dan zou de mens niets van Gods gezindheid weten, hoe hoog Gods eisen aan de mens ook waren, hoe lang God ook onder de mensen leefde; als dat het geval was, zou zulk werk het helemaal niet verdienen om Gods management genoemd te worden. Het werk van Gods management is eenvoudig gezegd het werk dat God doet en al het werk dat mensen die door God gewonnen zijn onder de leiding van God uitvoeren. Zulk werk kan als management samengevat worden en duidt op Gods werk onder de mensen, alsook op de medewerking met Hem door allen die Hem volgen; dit alles kan samen management genoemd worden. Hier wordt het werk van God visies genoemd en de medewerking van de mens praktijk. Hoe verhevener Gods werk (dat wil zeggen hoe verhevener de visies), hoe meer Gods gezindheid aan de mens duidelijk wordt gemaakt, hoe meer het afwijkt van de opvattingen van de mens en hoe verhevener de praktijk en medewerking van de mens zijn. Hoe hoger de eisen aan de mens, hoe meer Gods werk afwijkt van de opvattingen van de mens, waardoor ook de beproevingen van de mens toenemen en de normen die aan hem gesteld worden hoger worden. Aan het einde van dit werk zullen alle visies voltooid zijn en zal wat de mens in praktijk moet brengen het hoogtepunt van volmaaktheid bereikt hebben. Dit zal ook de tijd zijn wanneer ieder naar zijn soort wordt ingedeeld, want wat de mens moet weten, zal aan de mens zijn getoond. Wanneer de visies dus hun hoogtepunt bereiken, zal het werk daarmee ook zijn einde naderen en zal de praktijk van de mens ook zijn hoogtepunt bereikt hebben. De praktijk van de mens is gebaseerd op het werk van God, en het management van God komt alleen volledig tot uitdrukking dankzij de praktijk en de medewerking van de mens. De mens is het pronkstuk van Gods werk, het voorwerp van al het management van God en hij is ook het product van Gods gehele management. Als God alleen werkte, zonder medewerking van de mens, zou er niets zijn dat als kristallisatie van Zijn hele werk kon dienen. Op die manier zou Gods management ook geen greintje betekenis hebben. Alleen door een gepast voorwerp buiten Gods werk te kiezen die dit werk tot uitdrukking kan brengen en de almacht en wijsheid ervan kan bewijzen, is het mogelijk om het oogmerk van Gods management te bereiken, alsook het oogmerk om met behulp van al dit werk Satan volledig te verslaan. Zo is de mens een onmisbaar onderdeel van het werk van Gods management en is de mens de enige die Gods management vruchten kan laten voortbrengen en zijn ultieme oogmerk kan laten verwezenlijken; geen andere levensvorm dan de mens kan zo’n rol vervullen. Wil de mens de ware kristallisatie van het managementwerk worden, dan moet de ongehoorzaamheid van de verdorven mensheid geheel worden uitgebannen. Dit vereist dat de mens een geschikte praktijk krijgt aangereikt voor verschillende tijden en dat God het bijbehorende werk onder de mensen uitvoert. Alleen op deze manier zal er uiteindelijk een groep mensen gewonnen worden die de kristallisatie van het managementwerk vormt. Gods werk onder de mensen kan geen getuigenis afleggen van God Zelf door het werk van God alleen; zo’n getuigenis vraagt ook om levende menselijke wezens die geschikt zijn voor Zijn werk, om tot stand te komen. God zal eerst op deze mensen inwerken, door wie Zijn werk vervolgens tot uitdrukking wordt gebracht en zo zal dit getuigenis van Hem onder alle schepselen afgelegd worden. Daarin zal God dan het oogmerk van Zijn werk bereikt hebben. God werkt niet alleen om Satan te verslaan, want Hij kan niet rechtstreeks getuigenis van Zichzelf afleggen onder alle schepselen. Deed Hij dat wel, dan zou het onmogelijk zijn om de mens volledig te overtuigen, dus God moet wel op de mens inwerken om hem te overwinnen, alleen dan kan Hij getuigenis verkrijgen onder alle schepselen. Als God alleen zou werken en er geen medewerking van de mens zou zijn, of als de mens niet hoefde mee te werken, dan zou de mens Gods gezindheid nooit kunnen leren kennen en altijd onwetend blijven inzake Gods wil; op die manier zou men het niet het werk van Gods management kunnen noemen. Als de mens alleen zelf streefde, zocht en hard werkte, maar hij het werk van God niet begreep, zou de mens grappen uithalen. Zonder het werk van de Heilige Geest is wat de mens doet van Satan, is hij opstandig en een kwaaddoener; Satan is te zien in alles wat de verdorven mensheid doet en er is niets wat met God strookt, het is allemaal de manifestatie van Satan. Niets in alles waarvan gesproken is, is zonder visies en praktijk. Op het fundament van visies vindt de mens de praktijk, vindt hij het pad van gehoorzaamheid, zodat hij zijn opvattingen aan de kant kan zetten en de dingen kan verkrijgen die hij in het verleden niet heeft gehad. God vereist dat de mens met Hem meewerkt, dat de mens zich volledig aan Zijn eisen onderwerpt en de mens vraagt om het werk dat God Zelf doet te aanschouwen, om de almacht van God te ervaren en Gods gezindheid te kennen. Dit alles vormt, samengevat, het management van God. Gods verbintenis met de mens is het management, het meest verheven management.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en de praktijk van de mens