De woorden van Jezus tot Zijn discipelen na Zijn opstanding
Joh. 20:26-29 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. “Ik wens jullie vrede!” zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: “Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” Tomas antwoordde: “Mijn Heer, mijn God!” Jezus zei tegen hem: “Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.”
Joh. 21:16-17 Nog eens vroeg hij: “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?” Hij antwoordde: “Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.” Jezus zei: “Hoed mijn schapen,” en voor de derde maal vroeg hij hem: “Simon, zoon van Johannes, houd je van me?” Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: “Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.” Jezus zei: “Weid mijn schapen.”
Wat deze passages vertellen zijn een aantal dingen die de Heer Jezus deed en zei tot Zijn discipelen na Zijn opstanding. Laten we eerst eens kijken of er verschillen zijn tussen de Heer Jezus voor en na de opstanding. Was Hij nog steeds dezelfde Heer Jezus van voorheen? De Schrift bevat de volgende regel die de Heer Jezus na de opstanding beschrijft: “Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij […]”. Het is heel duidelijk dat de Heer Jezus op dat moment niet langer vlees was, maar een spiritueel lichaam. Dit was omdat Hij de beperkingen van het vlees was overstegen. Toen de deur was gesloten kon Hij toch in het midden van de mensen verschijnen en hen in staat stellen Hem te zien. Dit is het grootste verschil tussen de Heer Jezus na de opstanding en de Heer Jezus levend in het vlees van voor de opstanding. Hoewel er geen verschil was tussen het uiterlijk van het spirituele lichaam van dat moment en het uiterlijk van de Heer Jezus van daarvoor, was Jezus op dat moment toch een Jezus geworden die de mensen als een vreemdeling voorkwam. Dat kwam omdat Hij na te zijn opgewekt uit de dood een spiritueel lichaam was geworden en dit lichaam vergeleken met Zijn vorige vlees raadselachtiger en verwarrender voor mensen was. Het creëerde ook meer afstand tussen de Heer Jezus en de mensen, en de mensen voelden in hun hart dat de Heer Jezus op dat moment mysterieuzer was geworden. Dit begrip en deze gevoelens van de kant van de mensen brachten hen plotseling terug naar een tijdperk waarin geloofd werd in een God die niet kon worden gezien of aangeraakt. Het eerste wat de Heer Jezus dus deed na Zijn opstanding was het iedereen mogelijk te maken Hem te zien, hen vast te laten stellen dat Hij bestaat, en hen in staat te stellen het feit van Zijn opstanding te bevestigen. Daarnaast herstelde dit Zijn relatie met de mensen zodat ze weer dezelfde relatie met Hem hadden als toen Hij in het vlees werkte en Hij de Christus was die ze konden zien en aanraken. Op deze manier was één uitkomst dat de mensen er niet meer aan twijfelden dat de Heer Jezus was opgewekt uit de dood nadat Hij aan het kruis was genageld en dat er geen twijfel meer bestond aan het werk van de Heer Jezus de mensheid te verlossen. Een andere uitkomst was dat het feit dat de Heer Jezus na Zijn opstanding voor de mensen verscheen en de mensen toestond Hem te zien en aan te raken de mensheid stevig in het Tijdperk van Genade plaatste. Vanaf dat moment konden mensen vanwege de ‘verdwijning’ of de ‘desertie’ van de Heer Jezus niet meer terugkeren naar het vorige tijdperk, het Tijdperk van de Wet, maar zouden ze voorwaarts blijven gaan, in het voetspoor van de onderwijzingen van de Heer Jezus en het werk dat Hij had gedaan. Op die manier was er formeel een nieuwe fase in het werk van het Tijdperk van Genade aangebroken en de mensen die onder de wet waren geweest, kwamen vanaf dat moment formeel onder de wet vandaan en gingen binnen in een nieuw tijdperk, met een nieuw begin. Dit zijn de talrijke betekenissen van de verschijning van de Heer Jezus aan de mensheid na de opstanding.
Hoe konden mensen Hem aanraken en zien terwijl Hij toch een spiritueel lichaam was? Dit heeft te maken met het belang van de verschijning van de Heer Jezus aan de mensheid. Viel jullie in deze passages uit de Schrift iets op? Over het algemeen kunnen spirituele lichamen niet worden gezien of aangeraakt, en na de opstanding was het werk dat de Heer Jezus op zich had genomen reeds volbracht. In theorie hoefde Hij dus absoluut niet in Zijn oorspronkelijke beeld terug te keren te midden van de mensen om hen te ontmoeten, maar de verschijning van het spirituele lichaam van de Heer Jezus aan mensen zoals Tomas maakte haar betekenis concreter en penetreerde dieper in de harten van de mensen. Toen Hij bij Tomas kwam liet Hij de twijfelende Tomas Zijn hand aanraken en sprak tot hem: “leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof”. Deze woorden en handelingen, waren geen dingen die de Heer Jezus uitsluitend wilde zeggen en doen nadat Hij was verrezen; in feite waren het dingen die Hij wilde zeggen en doen voordat Hij aan het kruis was genageld, omdat de twijfels van Thomas niet pas op dat moment waren ontstaan, maar de hele tijd dat hij de Heer Jezus had gevolgd. Het is duidelijk dat de Heer Jezus al voordat Hij aan het kruis was genageld mensen zoals Tomas begreep. Wat kunnen we hieruit aflezen? Hij was na Zijn opstanding nog steeds dezelfde Heer Jezus. Zijn essentie was niet veranderd. Maar hier was de Heer Jezus die was opgestaan uit de dood en was teruggekeerd uit de spirituele wereld met Zijn oorspronkelijke beeld, met Zijn oorspronkelijke gezindheid en met Zijn begrip van de mensheid uit Zijn tijd in het vlees, en dus ging Hij eerst op zoek naar Tomas om hem Zijn rib te laten aanraken, hem niet alleen zijn spirituele lichaam na de opstanding te laten zien maar hem ook het bestaan van zijn spirituele lichaam aan te laten raken en te laten voelen en zijn twijfels volledig weg te nemen. Voordat de Heer Jezus aan het kruis was genageld, twijfelde Tomas de hele tijd dat Hij de Christus was en kon hij het niet geloven. Zijn geloof in God was slechts gefundeerd op wat hij kon zien met zijn eigen ogen, wat hij kon aanraken met zijn eigen handen. De Heer Jezus had een goed begrip van het geloof van dit type mens. Zij geloofden alleen in de God in de hemel en geloofden in geheel niet de Ene die door God was gezonden, of de Christus in het vlees, en waren niet bereid Hem te aanvaarden. Om hem te laten erkennen en geloven in het bestaan van de Heer Jezus en dat Hij waarlijk de vleesgeworden God was, liet Hij toe dat Tomas zijn hand uitstrekte en Zijn rib aanraakte. Was Tomas’ twijfel voor de opstanding van de Heer Jezus anders dan erna? Hij twijfelde altijd en afgezien van het spirituele lichaam van de Heer Jezus dat hem persoonlijk verscheen en waarvan Tomas de wonden van de spijkers mocht aanraken, kon niemand zijn twijfels wegnemen en kon niemand hem ertoe brengen ze los te laten. Dus, op het moment dat de Heer Jezus hem toestond Zijn rib aan te raken en hem het bestaan van de wonden van de spijkers echt liet voelen, verdween Tomas’ twijfel, en wist hij echt dat de Heer Jezus was opgewekt en erkende en geloofde hij dat de Heer Jezus de ware Christus was, dat Hij de vleesgeworden God was. Hoewel Tomas op dat moment niet meer twijfelde, had hij voor altijd de kans gemist Christus te ontmoeten. Hij had voor altijd de kans gemist met Hem samen te zijn, Hem te volgen en Hem te kennen. Hij had de kans gemist door Christus te worden vervolmaakt. De verschijning van de Heer Jezus en Zijn woorden boden een vaststelling van en een oordeel over het geloof van degenen die vol twijfel waren. Hij gebruikte Zijn feitelijke woorden en handelingen om de twijfelaars te vertellen, om degenen die alleen in God in de hemel maar niet in Christus geloofden te vertellen dat God hun geloof niet prees, noch hun navolging, die vol twijfels was. De dag waarop ze volledig in God en Christus geloofden kon uitsluitend de dag zijn waarop God Zijn grote werk volbracht. Natuurlijk was die dag ook de dag waarop het oordeel over hun twijfel werd uitgesproken. Hun houding tegenover Christus bepaalde hun lot, hun koppige twijfel betekende dat hun geloof hen niets opleverde en hun hardheid betekende dat hun hoop ijdel was. Omdat hun geloof in God in de hemel gebaseerd was op illusies en hun twijfel aan Christus in feite hun werkelijke houding ten opzichte van God was, was hun geloof, hoewel ze de wonden van de spijkers op het lichaam van de Heer Jezus aanraakten, nog steeds waardeloos en kon hun uitkomst alleen maar worden beschreven als water ophalen in een mand van bamboe – volledig tevergeefs. Wat de Heer Jezus tegen Tomas zei was ook heel duidelijk aan alle mensen gericht: de opgewekte Heer Jezus is de Heer Jezus die eerst drieëndertig en een half jaar lang onder de mensheid heeft gewerkt. Hoewel Hij aan het kruis was genageld, de vallei van de schaduw van de dood had betreden en was opgestaan, was er geen enkel aspect van Hem veranderd. Hoewel Hij nu de wonden van de spijkers op Zijn lichaam had en hoewel Hij was opgewekt en het graf was uitgewandeld, waren Zijn gezindheid, Zijn begrip van de mensheid en Zijn intenties voor de mensheid in het geheel niet veranderd. Hij vertelde de mensen ook dat Hij van het kruis was afgekomen, over de zonde had getriomfeerd, over moeilijkheden had getriomfeerd en over de dood had getriomfeerd. De wonden van de spijkers waren inderdaad het bewijs van Zijn overwinning op Satan, bewijs van het feit dat Hij een zondoffer was voor het met succes verlossen van de hele mensheid. Hij vertelde mensen dat Hij de zonden van de mensheid reeds op Zich had genomen en Hij Zijn verlossingswerk had volbracht. Toen Hij terugkeerde om Zijn discipelen te zien, vertelde Hij hen met Zijn verschijning: “Ik ben nog steeds in leven, ik besta nog steeds. Vandaag sta ik werkelijk voor jullie zodat jullie mij kunnen zien en aanraken. Ik zal altijd met jullie zijn.” De Heer Jezus wilde het geval van Tomas ook gebruiken als waarschuwing voor toekomstige mensen: hoewel je in de Heer Jezus gelooft, kun je Hem noch zien noch aanraken. Toch kun je worden gezegend door je ware geloof en kun je de Heer Jezus zien door je ware geloof; dit soort mens is gezegend.
Deze in de Bijbel vastgelegde woorden die de Heer Jezus sprak toen Hij aan Tomas verscheen zijn een grote steun voor alle mensen in het Tijdperk van Genade. Zijn verschijnen en Zijn woorden aan Tomas hebben een diepgaande invloed op toekomstige generaties gehad en blijven tot in de eeuwigheid van betekenis. Tomas vertegenwoordigt een type mens dat gelooft in God, maar toch aan God twijfelt. Ze zijn van nature wantrouwig, hebben sinistere harten, zijn verraderlijk en geloven niet in de dingen die God kan volbrengen. Ze geloven niet in Gods almacht en Zijn heerschappij, en ze geloven niet in de vleesgeworden God. De opstanding van de Heer Jezus was voor hen echter een klap in het gezicht en het bood hun gelegenheid hun eigen twijfel te ontdekken, hun eigen twijfel te herkennen en hun eigen verraad te erkennen, en zo werkelijk te geloven in het bestaan en de opstanding van de Heer Jezus. Wat met Tomas gebeurde was een waarschuwing en een aanmaning voor latere generaties zodat meer mensen zichzelf konden waarschuwen niet te twijfelen zoals Tomas, en te weten dat als ze zo twijfelden, ze zouden wegzinken in de duisternis. Wanneer je God volgt, maar je net zoals Tomas altijd de rib van de Heer wilt aanraken en zijn wonden van de spijkers wilt voelen ter bevestiging en verificatie, en om te speculeren of God wel of niet bestaat, zal God je in de steek laten. De Heer Jezus eist dus van mensen dat ze niet zoals Tomas zijn en alleen geloven wat ze met hun eigen ogen kunnen zien, maar een zuiver, eerlijk mens te zijn die geen twijfels koestert tegenover God, maar eenvoudigweg in Hem gelooft en Hem volgt. Dit type mens is gezegend. Dit is een zeer bescheiden eis die de Heer Jezus aan mensen stelt, en een waarschuwing voor Zijn volgelingen.
Dat is de houding van de Heer Jezus tegenover degenen die vol twijfel zijn. Dus wat zei de Heer Jezus tegen, en wat deed Hij voor degenen die in staat waren eerlijk in Hem te geloven en Hem te volgen? Dit is waar we vervolgens naar kijken, middels een dialoog tussen de Heer Jezus en Petrus.
In dit gesprek vroeg de Heer Jezus herhaaldelijk één ding aan Petrus: “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?” Dit is een hogere standaard die de Heer Jezus na Zijn opstanding eiste van mensen zoals Petrus, mensen die werkelijk in Christus geloven en ernaar streven de Heer lief te hebben. Deze vraag was een soort onderzoek, een soort ondervraging, maar meer nog, de vraag was een eis aan en een verwachting van mensen zoals Petrus. Hij gebruikte deze ondervragingstechniek opdat mensen na zouden denken over zichzelf en zichzelf de vraag zouden stellen: Wat zijn de eisen die de Heer Jezus aan mensen stelt? Heb ik de Heer lief? Ben ik iemand die God liefheeft? Hoe zou ik God moeten liefhebben? Hoewel de Heer Jezus deze vraag alleen aan Petrus stelde, is het in werkelijkheid zo dat Hij in Zijn hart deze gelegenheid wilde gebruiken om dit type vraag aan meer mensen te stellen die ernaar streven God lief te hebben. Het is alleen dat Petrus was gezegend om op te treden als vertegenwoordiger voor dit type mens, om de vragen uit de eigen mond van de Heer Jezus te ontvangen.
Vergeleken met het “leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof”, wat de Heer Jezus tegen Tomas zei na Zijn opstanding laat Zijn drievoudige ondervraging van Petrus: “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?” mensen de strengheid van de Heer Jezus’ houding en de urgentie die Hij voelde tijdens het stellen van Zijn vragen beter voelen. Wat betreft de twijfelende Tomas met zijn bedrieglijke natuur, de Heer Jezus liet hem zijn hand uitstrekken en de wonden van de spijkers aanraken, wat hem deed geloven dat de Heer Jezus de opgestane Mensenzoon was en hem de identiteit van de Heer Jezus als Christus deed erkennen. En hoewel de Heer Jezus Tomas niet streng berispte, noch verbaal een duidelijk oordeel over hem uitsprak, liet Hij hem door praktische handelingen weten dat Hij hem begreep en demonstreerde Hij Zijn houding tegenover en bepaling van dat type mens. De eisen die de Heer Jezus aan zo’n type mens stelt en de verwachtingen die Hij van hen heeft kunnen niet worden afgelezen uit wat Hij zei. Dit komt omdat mensen zoals Tomas eenvoudigweg zelfs niet het kleinste beetje waar geloof hebben. De eisen van de Heer Jezus aan hen liggen uitsluitend hierin. De houding die Hij openbaarde tegenover mensen zoals Petrus is echter volkomen verschillend. Hij eiste niet dat Petrus zijn hand zou uitstrekken en de wonden van de spijkers zou aanraken, noch sprak Hij tot Petrus: “Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” In plaats daarvan stelde Hij Petrus herhaaldelijk dezelfde vraag. Dit was een tot nadenken stemmende, betekenisvolle vraag die niet nalaat bij elke volgeling van Christus berouw en angst op te roepen, maar ook de bezorgde, bedroefde gemoedstoestand van de Heer Jezus doet voelen. En wanneer ze verschrikkelijke pijn en enorm lijden ondergaan zijn ze beter in staat de bezorgdheid van de Heer Jezus Christus en Zijn zorg te begrijpen; ze realiseren zich Zijn ernstige onderwijzing en Zijn strenge eisen aan zuivere, eerlijke mensen. De vraag van de Heer Jezus laat mensen voelen dat de verwachtingen die de Heer van mensen heeft, zoals deze in deze eenvoudige woorden worden geopenbaard, niet alleen bestaan uit het in Hem geloven en Hem volgen, maar uit erin slagen lief te hebben, je Heer lief te hebben, je God lief te hebben. Dit soort liefde is zorgzaam en gehoorzamend. Het is mensen levend voor God, stervend voor God, hun alles wijdend aan God en alles bestedend en gevend voor God. Dit soort liefde biedt God ook troost, laat Hem vreugde vinden in getuigenis en geeft Hem rust. Het is de terugbetaling van de mensheid aan God, hun verantwoordelijkheid, verplichting en plicht. Het is een pad dat de mensen hun hele leven moeten volgen. Deze drie vragen vormden een eis en een vermaning van de Heer Jezus aan Petrus en alle mensen die zouden worden vervolmaakt. Het waren deze drie vragen die Petrus ertoe leidden en hem motiveerden zijn levenspad tot het einde af te leggen. Het waren de vragen bij het afscheid van de Heer Jezus die Petrus ertoe leidde te beginnen aan zijn pad van vervolmaking, die hem ertoe leidden, vanwege zijn liefde voor de Heer, te zorgen voor het hart van de Heer, de Heer te gehoorzamen, troost te bieden aan de Heer en zijn hele leven en zijn hele zijn op te offeren omwille van deze liefde.
Tijdens het Tijdperk van Genade was Gods werk primair voor twee types mensen. Het eerste was het type mens dat in Hem geloofde en Hem volgde, dat zich aan Zijn geboden kon houden en het kruis kon dragen en op het pad van het Tijdperk van Genade kon blijven. Dit type mens ontving Gods zegening en genoot van Gods genade. Het tweede type mens was als Petrus, iemand die vervolmaakt kon worden. Dus, nadat de Heer Jezus was opgewekt, deed Hij eerst deze twee uiterst betekenisvolle dingen. Het ene was met Tomas, het andere met Petrus. Wat vertegenwoordigen deze dingen? Vertegenwoordigen ze Gods ware bedoelingen van het redden van de mensheid? Vertegenwoordigen ze Gods oprechtheid tegenover de mensheid? Het werk dat Hij met Tomas deed was bedoeld om mensen te waarschuwen niet te twijfelen, maar gewoon te geloven. Het werk dat hij met Petrus deed was bedoeld om het geloof van mensen zoals Petrus te versterken en duidelijke eisen te stellen aan dit type mens, te tonen welke doelen ze zouden moet najagen.
Nadat de Heer Jezus was opgewekt verscheen Hij aan de mensen waarvan Hij dacht dat het noodzakelijk was, sprak Hij met hen en stelde hen eisen, en liet Zijn bedoelingen voor en verwachtingen van mensen achter. Dat wil zeggen dat het voor de vleesgeworden God niet uitmaakt of het tijdens Zijn tijd in het vlees was of tijdens Zijn tijd in het spirituele lichaam nadat Hij aan het kruis was genageld en opgewekt – Zijn zorg voor de mensheid en zijn eisen aan de mensen veranderden niet. Hij maakte zich voordat Hij aan het kruis hing zorgen over deze discipelen. In zijn hart had Hij duidelijkheid over de gesteldheid van elk mens, Hij begreep de tekortkomingen van elk mens en natuurlijk was Zijn begrip van elk mens nadat Hij was gestorven, was opgestaan en een spiritueel lichaam was geworden hetzelfde als toen Hij in het vlees was. Hij wist dat mensen niet helemaal zeker waren van Zijn identiteit als Christus; tijdens Zijn tijd in het vlees stelde Hij echter geen strenge eisen aan mensen. Maar nadat Hij was opgewekt verscheen Hij aan hen en maakte Hij hen absoluut duidelijk dat de Heer Jezus van God afkomstig was, dat Hij de vleesgeworden God was, en gebruikte Hij het feit van Zijn verschijning en opstanding als de grootste visie en motivatie voor het levenslange streven van de mensheid. Zijn opstanding uit de dood gaf niet alleen al degenen die Hem volgden kracht, maar bracht ook Zijn werk van het Tijdperk van Genade onder de mensheid grondig op gang, en aldus verspreidde zich het evangelie van de verlossing door de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade geleidelijk naar elke uithoek van het mensdom. Zou je kunnen zeggen dat de verschijning van de Heer Jezus na Zijn opstanding enige betekenis had? Als je op dat moment Tomas of Petrus zou zijn geweest en je in je leven dit ene ding in je leven zou hebben meegemaakt, een ding dat zo betekenisvol was, wat voor soort invloed zou dat dan op je hebben gehad? Zou je dit beschouwen als de beste en grootste visie van je leven van geloof in God? Zou je dit zien als een drijvende kracht achter je volgen van God, van je streven Hem tevreden te stellen, van het streven naar de liefde van God in je leven? Zou je je een mensenleven inspannen deze grootste van alle visies te verspreiden? Zou je het verspreiden van de verlossing door de Heer Jezus tot een opdracht maken die je van God aanvaardt? Hoewel jullie deze dingen niet zelf hebben ervaren, zijn de twee gevallen van Tomas en Petrus reeds genoeg voor moderne mensen om een duidelijk begrip te hebben van Gods wil en van God. Er kan worden gesteld dat, nadat God vlees was geworden, nadat Hij persoonlijk het leven onder de mensheid en het menselijk leven had ervaren, en nadat hij de verdorvenheid van de mensheid en de toestand van het menselijk leven had gezien, God in het vlees dieper voelde hoe hulpeloos, betreurenswaardig en meelijwekkend de mensheid is. God kreeg meer mededogen met de menselijke toestand dankzij Zijn menselijkheid in de tijd dat Hij in het vlees leefde, dankzij Zijn instincten in het vlees. Dit bracht Hem ertoe zich meer zorgen te maken over Zijn volgelingen. Dit zijn waarschijnlijk dingen die jullie niet begrijpen, maar ik kan de ongerustheid en de zorgzaamheid van God in het vlees voor elk van Zijn volgelingen met deze uitdrukking beschrijven: intense bezorgdheid. Hoewel deze term afkomstig is uit de menselijke taal en hoewel het een zeer menselijke uitdrukking is, drukt ze toch werkelijk Gods gevoelens voor Zijn volgelingen uit en beschrijft ze naar waarheid. Wat betreft Gods intense bezorgdheid voor mensen geldt dat jullie dit gedurende jullie ervaringen geleidelijk zullen gaan voelen en er iets van zullen gaan proeven. Dit kan echter alleen worden bereikt door Gods gezindheid geleidelijk te gaan begrijpen op basis van het streven naar een verandering in jullie eigen gezindheid. De verschijning van de Heer Jezus gaf Zijn intense bezorgdheid over Zijn volgelingen menselijke vorm en gaf deze over aan Zijn spirituele lichaam, of, zoals je ook kunt zeggen, Zijn goddelijkheid. Zijn verschijning stelde mensen ook in staat een andere ervaring en een ander gevoel van Gods bezorgdheid en zorg te ondergaan en bewees tevens krachtig dat God de Ene is die een tijdperk begint, de Ene die een tijdperk ontwikkelt en de Ene die een tijdperk afsluit. Door zijn verschijning versterkte Hij het geloof van alle mensen, en door Zijn verschijning bewees Hij de wereld het feit dat Hij God Zelf was. Dit gaf Zijn volgelingen eeuwige bevestiging en door Zijn verschijning begon Hij ook aan een fase van Zijn werk in het nieuwe tijdperk.
Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.