God is stil en is nog nooit aan ons verschenen, maar Zijn werk is nooit gestopt. Hij kijkt naar alle landen en beveelt alle dingen, en aanschouwt alle woorden en daden van de mens. Zijn management wordt in stappen en volgens Zijn plan uitgevoerd. Het gaat voorts in stilte, zonder dramatisch effect, maar toch komen Zijn voetstappen steeds dichter bij de mensheid en de stoel waarin Hij rechtspreekt wordt bliksemsnel in het heelal klaargezet, waarna onmiddellijk Zijn troon onder ons neerdaalt. Wat een majesteitelijk schouwspel is dat, wat een statig en plechtig tafereel. Als een duif en als een brullende leeuw arriveert de Geest onder ons allen. Hij is wijs, Hij is rechtvaardig en majesteitelijk, Hij komt geruisloos onder ons, en heeft autoriteit en is vervuld van liefde en mededogen. Niemand is op de hoogte van Zijn komst, niemand verwelkomt Zijn komst en bovendien weet niemand wat Hij allemaal zal doen. Het leven van de mens blijft onveranderd; zijn hart is niet anders en de dagen gaan voorbij zoals gewoonlijk. God leeft onder ons als een gewoon persoon, als een meest onbelangrijke volgeling en een gewone gelovige. Hij heeft Zijn eigen bezigheden, Zijn eigen doelen, en bovendien heeft Hij de goddelijkheid die gewone mensen niet hebben. Niemand heeft het bestaan van Zijn goddelijkheid opgemerkt en niemand heeft het verschil tussen Zijn substantie en dat van de mens waargenomen. We leven samen met Hem, onbeperkt en onbevreesd, want we zien Hem als niets meer dan een onbelangrijke gelovige. Hij let op alles wat we doen en al onze gedachten en ideeën worden voor Hem blootgelegd. Niemand interesseert zich voor Zijn bestaan, niemand heeft enige voorstelling van Zijn functie en bovendien heeft niemand enig vermoeden van wie Hij is. We gaan gewoon door met onze bezigheden, alsof Hij niets met ons te maken heeft …
Bij toeval drukt de Heilige Geest een passage uit van woorden ‘via’ Hem, en hoewel het heel onverwacht aanvoelt, erkennen we dat dit de uitspraak van God is en aanvaarden we het gretig van God. Dat is omdat, ongeacht wie deze woorden uitdrukt, zolang ze van de Heilige Geest komen, we ze moeten accepteren en we ze niet kunnen ontkennen. De volgende uiting kan via mij zijn, het kan via jou zijn, of het kan via hem zijn. Ongeacht wie het is, alles is de genade van God. Maar ongeacht wie de persoon is, we moeten ze niet aanbidden, want ongeacht wat dan ook, ze kunnen onmogelijk God zijn; we kunnen in geen geval een gewoon persoon zoals deze uitkiezen om onze God te zijn. Onze God is zo groot en eervol; hoe zou Hij vertegenwoordigd kunnen worden door iemand die zo onbelangrijk is? Sterker nog, we wachten allemaal op de komst van God om ons terug te brengen naar het koninkrijk der hemelen, en dus, hoe kan iemand die zo onbeduidend is, gekwalificeerd zijn voor zo’n belangrijke en zware taak? Als de Heer terugkomt, moet het op een witte wolk zijn, voor iedereen zichtbaar. Wat zal dat glorieus zijn! Hoe kon Hij Zich zo geruisloos verstoppen onder een gewone groep mensen?
En toch is het deze gewone persoon, die verborgen is onder mensen, die het nieuwe werk van het redden van ons uitvoert. Hij legt niets aan ons uit, noch vertelt Hij ons waarom Hij gekomen is. Hij doet alleen het werk dat Hij van plan is te doen in stappen en volgens Zijn plan. Zijn woorden en uitingen worden steeds frequenter. Van troosten, vermanen, herinneren en waarschuwen, tot verwijten en disciplineren; van een toon die zachtaardig en vriendelijk is, tot woorden die fel en majestueus zijn – ze brengen allemaal compassie en schroom in de mens. Alles wat Hij zegt raakt de geheimen die diep in ons verborgen zijn, Zijn woorden steken in ons hart, steken onze geest en maken ons beschaamd en vernederd. We beginnen ons af te vragen of de God in het hart van deze persoon echt van ons houdt, en wat Hij precies van plan is te doen. Misschien kunnen we pas opgenomen worden als we zo’n pijn hebben doorstaan? In onze hoofden berekenen we … over de bestemming die komt en over ons toekomstig lot. Maar nog steeds gelooft niemand van ons dat God vlees heeft aangenomen en onder ons werkt. Hoewel Hij al zo lang bij ons is, hoewel Hij al zoveel woorden van aangezicht tot aangezicht met ons heeft gesproken, zijn we nog steeds niet bereid om zo’n gewoon iemand te accepteren als de God van onze toekomst, laat staan dat we bereid zijn om de controle over onze toekomst en lot toe te vertrouwen aan zo’n gewoon iemand. Van Hem krijgen we een oneindige stroom van levend water en dankzij Hem leven we van aangezicht tot aangezicht met God. We zijn alleen dankbaar voor de genade van de Heer Jezus in de hemel en hebben nooit aandacht besteed aan de gevoelens van deze gewone persoon die de goddelijkheid in bezit heeft. Hij doet nog steeds Zijn werk nederig in het vlees verborgen, en drukt de stem van Zijn hart uit. Hij is er schijnbaar ongevoelig voor dat de mensheid Hem verwerpt, blijkbaar eeuwig de kinderlijkheid en onwetendheid van de mens vergevend, en voor altijd tolerant ten aanzien van de oneerbiedigheid van de mens tegenover Hem.
Zonder dat we het wisten heeft deze onbeduidende man ons stap voor stap naar Gods werk geleid. We ondergaan ontelbare beproevingen, worden onderworpen aan ontelbare kastijdingen en worden getest door de dood. We leren van Gods rechtvaardige en majestueuze gezindheid, genieten ook van Zijn liefde en compassie, leren de grote kracht en wijsheid van God te waarderen, getuigen van de lieflijkheid van God en aanschouwen Gods diepe verlangen om de mens te redden. In de woorden van deze gewone persoon leren we de gezindheid en substantie van God kennen, leren we Gods wil kennen, leren we de natuur en substantie van de mens kennen en zien we de weg van redding en perfectie. Zijn woorden veroorzaken onze ‘dood’ en veroorzaken onze ‘wedergeboorte’; Zijn woorden brengen ons troost, maar laten ons ook gebukt door gevoelens van verwijt en schuld; Zijn woorden brengen ons vreugde en vrede, maar ook grote pijn. Soms zijn we als lammeren voor de slachting in Zijn handen; soms zijn we als Zijn oogappel en ontvangen we Zijn liefde en genegenheid; soms zijn we als Zijn vijand, in as veranderd door Zijn toorn in Zijn ogen. Wij zijn de mensheid die door Hem is gered, wij zijn de maden in Zijn ogen en wij zijn de verloren lammeren aan wie Hij dag en nacht denkt om te vinden. Hij is genadig tegenover ons, Hij veracht ons, Hij heft ons op, Hij troost ons en vermaant ons, Hij leidt ons, Hij verlicht ons, Hij kastijdt en disciplineert ons, en Hij vervloekt ons zelfs. Hij maakt zich dag en nacht zorgen om ons, Hij beschermt en zorgt dag en nacht voor ons, Hij staat altijd naast ons, en Hij besteedt al Zijn zorg aan ons en betaalt elke prijs voor ons. In de woorden van dit kleine en gewone vlees hebben we het geheel van God ervaren en hebben we de bestemming gezien die God ons heeft geschonken. Toch, ondanks dit alles, blijft ijdelheid in onze harten rondsluipen, en zijn we nog steeds niet bereid om een dergelijk persoon als onze God in de praktische zin te accepteren. Hoewel Hij ons zoveel manna heeft gegeven, zoveel om van te genieten, kan niets van dit alles zich meester maken van de plaats van de Heer in onze harten. We eren de speciale identiteit en status van deze persoon alleen met grote terughoudendheid. Als Hij niet spreekt om ons te laten erkennen dat Hij God is, dan zullen we absoluut niet het initiatief tonen om Hem te erkennen als de God die spoedig zou moeten arriveren en die toch al zo lang onder ons werkt.
De uiting van God gaat verder en Hij maakt gebruikt van verschillende methoden en perspectieven om ons te vermanen wat te doen en de stem van Zijn hart tot uitdrukking te brengen. Zijn woorden dragen levenskracht en laten ons het pad zien dat we moeten lopen en laten ons begrijpen wat de waarheid is. We beginnen aangetrokken te worden tot Zijn woorden, we beginnen ons te concentreren op de toon en manier van Zijn spreken, en beginnen onbewust een interesse in de stem van het hart van deze onopvallende persoon te krijgen. Hij doet nauwgezette pogingen voor ons, verliest de slaap en eetlust voor ons, weent voor ons, zucht voor ons, kermt in ziekte voor ons, lijdt vernedering omwille van onze bestemming en redding, en Zijn hart bloedt en huilt tranen voor onze ongevoeligheid en opstandigheid. Wat Hij heeft en is gaat een gewoon persoon te boven, en kan door geen van de verdorvenen worden bezeten of bereikt. Hij heeft tolerantie en geduld dat geen gewoon persoon heeft, en geen enkel schepsel bezit Zijn liefde. Niemand anders dan Hij kan al onze gedachten kennen, of onze aard en substantie snappen, of de opstandigheid en verdorvenheid van de mensheid beoordelen, of tot ons spreken en zo onder ons werken in naam van de God des hemels. Niemand behalve Hij kan het gezag, de wijsheid en de waardigheid van God bezitten; de gezindheid van God en wat Hij heeft en is, worden in hun geheel van Hem uit uitgegeven. Niemand anders dan Hij kan ons de weg wijzen en ons licht brengen. Niemand anders dan Hij kan de mysteries onthullen die God niet heeft geopenbaard vanaf de schepping tot nu toe. Niemand anders dan Hij kan ons redden van Satans slavernij en onze verdorven gezindheid. Hij vertegenwoordigt God, en drukt de stem van het hart van God uit, de vermaningen van God, en de woorden van oordeel van God voor de hele mensheid. Hij is een nieuw tijdvak begonnen, een nieuw tijdperk, en heeft een nieuwe hemel en aarde gebracht, nieuw werk, en Hij heeft ons hoop gebracht, en een einde gemaakt aan het leven dat we leidden in onduidelijkheid, en heeft ons toegestaan om het pad van redding ten volle te aanschouwen. Hij heeft ons hele wezen overwonnen en ons hart gewonnen. Vanaf dat moment worden onze geesten bewust en lijken onze zielen opnieuw te worden gerevitaliseerd: deze gewone, onbeduidende persoon, die onder ons leeft en lange tijd door ons is verworpen – is Hij niet de Heer Jezus, die voor altijd in onze gedachten is, en naar wie we dag en nacht verlangen? Het is Hij! Het is Hem echt! Hij is onze God! Hij is de waarheid, de weg en het leven! Hij heeft ons toegestaan om weer te leven, het licht te zien en heeft ervoor gezorgd dat onze harten niet langer dwalen. We zijn teruggekeerd naar het huis van God, we zijn teruggekeerd voor Zijn troon, we staan oog in oog met Hem, we hebben Zijn aangezicht aanschouwd en de weg die voor ons ligt gezien. In die tijd zijn onze harten volledig door Hem overwonnen; we twijfelen er niet langer aan wie Hij is en werken niet langer Zijn werk en woord tegen, en we vallen helemaal neer voor Hem. We wensen niets anders dan de voetsporen van God voor de rest van ons leven te volgen en door Hem te worden vervolmaakt en Zijn genade terug te betalen en Zijn liefde voor ons terug te betalen en Zijn orkestraties en arrangementen te gehoorzamen, en samen te werken met Zijn werk, en alles te doen wat we kunnen om te voltooien wat Hij ons toevertrouwt.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 4: Het aanschouwen van de verschijning van God in Zijn oordeel en tuchtiging