Bijbelverzen ter referentie:
“Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader”
(Joh. 1:14).
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien”
(Joh. 14:6-7).
“Ik ben in de Vader en de Vader is in mij”
(Joh. 14:10).
“De Vader en ik zijn één”
(Joh. 10:30).
Relevante woorden van God:
Toen God nog geen vlees geworden was, begrepen de mensen niet veel van wat Hij zei omdat wat Hij zei voortkwam uit volledige goddelijkheid. Het perspectief en de context van wat Hij zei was onzichtbaar en onbereikbaar voor de mensheid; het werd uitgedrukt vanuit een spiritueel rijk dat de mensen niet konden zien. Mensen die in het vlees leefden, konden niet doorbreken naar dit spirituele rijk. Nadat God echter vlees geworden was, sprak Hij tot de mensheid vanuit het perspectief van menselijkheid, Hij verliet het bestek van het spirituele rijk en ging het te buiten. Hij kon Zijn goddelijke gezindheid, wil en houding uitdrukken door dingen die mensen zich konden voorstellen en door dingen die ze in hun leven zagen en tegenkwamen. Hij kon methoden gebruiken die mensen konden accepteren, taal die ze konden begrijpen en kennis die ze konden bevatten, en daarmee mensen in staat stellen God te begrijpen en te kennen en Zijn bedoeling en vereiste standaarden te verstaan binnen het bestek van hun mogelijkheden, in de mate waartoe ze daartoe in staat waren. Dit waren de methoden en het principe van Gods werk in Zijn menselijkheid. Gods manieren en Zijn principes van werken in het vlees werden meestal gerealiseerd door of middels Zijn menselijkheid, maar toch bereikte ze werkelijk resultaten die niet hadden kunnen worden bereikt wanneer Hij rechtstreeks in goddelijkheid zou hebben gewerkt. Gods werk in de menselijkheid was concreter, authentieker en doelgerichter, de methoden waren meer flexibel en in vorm overtrof het het Tijdperk van de Wet.
uit ‘Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III’ in ‘Vervolg van Het Woord verschijnt in het vlees’
In de laatste dagen start God een nieuwe werkfase. Hij zal nog meer van Zijn gezindheid onthullen, en het zal niet de barmhartigheid en liefde zijn uit de tijd van Jezus. Omdat hij nieuw werk in handen heeft, zal dit vergezeld gaan van een nieuwe gezindheid. Als dit werk dan verricht werd door de Geest – als God geen vlees werd, en de Geest in plaats daarvan rechtstreeks door de donder sprak zodat de mens geen contact met Hem kon hebben, zou de mens dan in staat zijn om Zijn gezindheid te kennen? Als de Geest als enige het werk deed, zou de mens niet in staat zijn om Gods gezindheid te leren kennen. Mensen kunnen Gods gezindheid alleen met hun eigen ogen aanschouwen als Hij vlees wordt, als het Woord in het vlees verschijnt en Hij zijn volledige gezindheid door het vlees tot uitdrukking brengt. God leeft werkelijk en waarlijk onder de mensen. Hij is tastbaar; de mens kan echt betrokken zijn bij Zijn gezindheid, betrokken zijn bij wat Hij heeft en is; alleen op deze manier kan de mens Hem echt leren kennen.
uit ‘De visie van Gods werk (3)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’
Binnen het bestek van het werk dat de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade heeft volbracht, kun je een ander aspect zien van wat God heeft en is. Het werd uitgedrukt door Zijn vlees, en mensen konden het zien en beseffen door Zijn menselijkheid. In de Mensenzoon zagen mensen hoe God in het vlees Zijn menselijkheid uitleefde en zagen ze Gods goddelijkheid uitgedrukt door het vlees. Deze twee uitdrukkingsvormen boden mensen de kans een zeer reële God te zien en stelden hen in staat een andere opvatting over God te vormen. Echter, in de tijdsperiode tussen de schepping van de wereld en het einde van het Tijdperk van de Wet, dat wil zeggen, vóór het Tijdperk van Genade, was wat werd gezien, gehoord en ervaren door de mensen alleen het goddelijk aspect van God. Het was wat God deed en sprak in een ongrijpbaar rijk, en de dingen die Hij uitdrukte vanuit Zijn werkelijke persoon, die niet konden worden gezien of aangeraakt. Deze dingen gaven mensen vaak het gevoel dat God zo groot was dat ze Hem niet konden benaderen. De impressie die God de mensen meestal gaf, was dat Hij aan en uit flakkerde en mensen hadden zelfs het gevoel dat Zijn gedachten en ideeën stuk voor stuk zo mysterieus en ongrijpbaar waren dat het onmogelijk was ze te bereiken, laat staan te proberen ze te begrijpen en waarderen. Voor de mensen was alles wat te maken had met God heel ver – zo ver dat mensen het niet konden zien, het niet konden aanraken. Het leek alsof Hij hoog in de hemel was, het leek alsof Hij in het geheel niet bestond. Voor mensen was het begrijpen van Gods hart en geest of iets van Zijn gedachten onhaalbaar en zelfs onbereikbaar. … In de tijdsperiode dat de Heer Jezus Zijn werk deed, konden de mensen zien dat God zich op vele menselijke manieren kon uitdrukken. Hij kon bijvoorbeeld dansen, bruiloften bijwonen, gemeenschap hebben met mensen, met hen spreken en dingen met hen bediscussiëren. Daarnaast voltooide de Heer Jezus ook veel werk dat Zijn goddelijkheid representeerde en natuurlijk was al dit werk een uitdrukking en openbaring van Gods gezindheid. Tijdens deze periode, toen Gods goddelijkheid in gewoon vlees, dat mensen konden zien en aanraken, werd gerealiseerd, hadden ze niet meer het gevoel dat Hij aan en uit flakkerde, dat zij Hem niet konden benaderen. Integendeel, ze konden proberen de wil van God te bevatten en Zijn goddelijkheid te begrijpen middels elke beweging, elk woord en elk werk van de Mensenzoon. De vleesgeworden Mensenzoon drukte door Zijn menselijkheid Gods goddelijkheid uit en bracht de wil van God over op de mensheid. En door de uitdrukking van Gods wil en gezindheid openbaarde Hij de mensen ook de God in het spirituele rijk die niet gezien of aangeraakt kan worden. Wat mensen zagen was God Zelf, tastbaar en met vlees en botten. De vleesgeworden Mensenzoon maakte dus dingen zoals Gods eigen identiteit, status, beeld, gezindheid en wat Hij heeft en is concreet en vermenselijkt. Hoewel het uiterlijk voorkomen van de Mensenzoon wat betreft het beeld van God enige beperkingen kende, waren Zijn essentie en wat Hij heeft en is geheel in staat Gods eigen identiteit en status te vertegenwoordigen – er waren slechts enkele verschillen in de uitdrukkingsvorm. Het maakt niet uit of het nu de menselijkheid of goddelijkheid van de Mensenzoon is, we kunnen niet ontkennen dat Hij Gods eigen identiteit en status vertegenwoordigde. Tijdens deze periode werkte God echter door het vlees, sprak Hij vanuit het perspectief van het vlees en stond Hij voor de mensheid met de identiteit en status van de Mensenzoon. Dit bood mensen de gelegenheid de ware woorden en het ware werk van God onder de mensheid te ontmoeten en ervaren. Het stelde mensen ook in staat inzicht te verwerven in Zijn goddelijkheid en grootheid te midden van nederigheid en een voorlopig begrip en een voorlopige definitie te vormen van de authenticiteit en de werkelijkheid van God.
uit ‘Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III’ in ‘Vervolg van Het Woord verschijnt in het vlees’
In de tijd dat hij Jezus volgde, had Petrus veel meningen over Hem en oordeelde hij altijd vanuit zijn eigen perspectief. En hoewel hij de Geest tot op zekere hoogte begreep was Petrus niet erg verlicht. Vandaar de woorden die hij sprak: “Ik moet Hem die door de hemelse Vader is gestuurd volgen. Ik moet Hem die door de Heilige Geest is verkozen erkennen.” Hij begreep de dingen die Jezus deed niet en werd niet verlicht. Toen hij Hem een tijdje had gevolgd raakte hij geïnteresseerd in wat Hij deed en zei, en in Jezus Zelf. Hij kreeg het gevoel dat Jezus zowel genegenheid als respect opriep. Hij ging graag met Hem om en verbleef graag in Zijn nabijheid. Als hij naar de woorden van Jezus luisterde ontving hij steun en hulp. De hele tijd dat Petrus Jezus heeft gevolgd heeft hij goed opgelet en alles over Zijn leven ter harte genomen: Zijn handelingen, woorden, bewegingen en uitdrukkingen. Hij begon heel goed te begrijpen dat Jezus geen gewoon mens was. Hoewel Zijn menselijke verschijning uitermate gewoon was, was Hij vervuld met liefde, mededogen en tolerantie voor de mens. Alles wat Hij deed of zei betekende een grote steun voor anderen, en naast Hem leerde en zag Petrus dingen die hij nooit eerder had gezien of gehad. Hij zag dat, ondanks dat Jezus geen groot postuur had of een uitzonderlijke menselijkheid, Hij wel echt iets buitengewoons en ongebruikelijks had. En hoewel Petrus het niet goed uit kon leggen, zag hij wel dat Jezus anders handelde dan alle andere mensen, want Hij deed de dingen heel anders dan gewone mensen. Uit de tijd dat Petrus met Jezus in contact stond leerde hij ook dat Hij een ander karakter had dan andere mensen. Hij was altijd constant en zonder haast, hij overdreef of bagatelliseerde geen enkel onderwerp, en leidde Zijn leven op een normale en bewonderenswaardige manier. In conversaties was Jezus elegant en gracieus, open en opgewekt maar toch sereen, en bij de uitvoering van Zijn werk behield Hij altijd Zijn waardigheid. Petrus zag dat Jezus soms zwijgzaam was, maar op andere momenten onophoudelijk praatte. Soms was Hij zo gelukkig dat Hij zo beweeglijk en levendig werd als een duif, maar soms was Hij ook zo verdrietig dat Hij niet meer sprak, alsof Hij een geteisterde moeder was. Soms werd Hij door boosheid bevangen, als een dappere soldaat die ten strijde trekt om de vijand te vermoorden; soms leek Hij zelfs op een brullende leeuw. Hij lachte soms, maar dan bad Hij weer en huilde Hij. Hoe Jezus zich ook gedroeg, Petrus begon een oneindige liefde en een grenzeloos respect voor Hem te voelen. Als Jezus lachte, voelde Petrus zich gelukkig. Zijn zorgen stortten hem in het verdriet. Hij was bang van Zijn boosheid, terwijl Zijn barmhartigheid, vergevingsgezindheid en strengheid ervoor zorgden dat hij Jezus echt leerde liefhebben en een oprecht ontzag voor en verlangen naar Hem ontwikkelde. Natuurlijk drong dit alles pas geleidelijk door tot Petrus nadat hij een aantal jaren naast Jezus had doorgebracht.
uit ‘Hoe Petrus Jezus leerde kennen’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’
De liefelijkheid van God is uitgedrukt in Zijn werk: alleen wanneer ze Zijn werk ervaren, kunnen mensen Zijn liefelijkheid ontdekken, alleen in hun werkelijke ervaringen kunnen ze de liefelijkheid van God waarderen en zonder het in het echte leven waar te nemen, kan niemand Gods liefelijkheid ontdekken. Er is zoveel aan God om van te houden, maar mensen zijn niet in staat om het te ontdekken als ze niet met Hem omgaan. Dat wil zeggen, als God geen vlees geworden was dan zouden mensen niet in staat zijn om daadwerkelijk met Hem om te gaan, en als ze niet in staat waren om daadwerkelijk met Hem om te gaan zouden ze ook niet in staat zijn om Zijn werk te ervaren – en dus zou hun liefde voor God besmet zijn met een heleboel leugens en verzinsels. Hun liefde voor de God in de hemel is niet zo echt als hun liefde voor de God op aarde, want de kennis van mensen van God in de hemel is gebaseerd op hun verbeelding, in plaats van wat ze met hun eigen ogen hebben gezien en wat ze persoonlijk hebben ervaren. Wanneer God naar de aarde komt, zijn de mensen in staat om Zijn werkelijke daden en Zijn liefelijkheid te aanschouwen en zij kunnen alles zien van Zijn praktische en normale gezindheid, die duizenden keren meer echt is dan de kennis van de God in de hemel. Ongeacht hoeveel mensen de God in de hemel liefhebben, er is niets echts aan deze liefde en het zit vol menselijke ideeën. Ongeacht hoe klein hun liefde voor de God op aarde is, deze liefde is echt; zelfs als er maar een beetje van is, is het nog steeds echt. God zorgt ervoor dat mensen Hem leren kennen door werkelijk werk en door deze kennis verkrijgt Hij hun liefde. Het is als met Petrus: als hij niet met Jezus had geleefd, zou het onmogelijk voor hem zijn geweest om Jezus te vereren. Zo was ook zijn loyaliteit aan Jezus gebaseerd op zijn omgang met Jezus. Om de mens van Hem te laten houden, is God te midden van de mensen gekomen en leeft Hij samen met de mens en alles wat Hij de mens laat zien en ervaren is de realiteit van God.
uit ‘Zij die God liefhebben zullen voor altijd in Zijn licht leven’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’
De groep mensen die de vleesgeworden God vandaag de dag wil winnen, zijn zij die zich voegen naar Zijn wil. Mensen hoeven alleen maar Zijn werk te gehoorzamen, niet zich altijd maar bezig te houden met de ideeën van God in de hemel, te leven in vaagheid of dingen moeilijk te maken voor de vleesgeworden God. Degenen die Hem kunnen gehoorzamen zijn degenen die zonder voorbehoud naar Zijn woorden luisteren en en zich aan Zijn afspraken houden. Deze mensen houden zich niet bezig met wie God in de hemel werkelijk is of wat voor soort werk God in de hemel nu aan het doen is in de mensheid, maar zij geven hun hart volledig aan God op aarde en zij plaatsen hun hele wezen voor Hem. Ze houden zich nooit bezig met hun eigen veiligheid en ze maken zich nooit druk over de normaliteit en praktische kant van de vleesgeworden God. Zij die de vleesgeworden God gehoorzamen, kunnen door Hem vervolmaakt worden. Zij die enkel in de God in de hemel geloven, zullen niets vergaren. Dit komt omdat het niet God in de hemel is, maar het is God op aarde die de beloften en zegeningen schenkt aan mensen. Mensen zouden niet steeds God in de hemel moeten verheerlijken en God op aarde moeten zien als een doorsnee persoon. Dit is oneerlijk. God in de hemel is geweldig en wonderbaarlijk met prachtige wijsheid, maar Hij kan niet door mensen gezien worden. De God in de hemel die mensen zich voorstellen bestaat eenvoudigweg niet. God op aarde is heel doorgaans en onbetekenend; Hij is ook heel normaal. Hij heeft geen buitengewone geest of doet geen wereldschokkende handelingen. Hij werkt en spreekt gewoon op een heel normale en praktische manier. Terwijl Hij niet spreekt door donder, of de wind en de regen sommeert, is Hij waarlijk de incarnatie van God in de hemel en is Hij waarlijk de God die onder de mensen leeft. Mensen moeten niet degene die ze begrijpen verheerlijken, degene die correspondeert met hun eigen verbeelding van God en zij moeten niet de Ene die ze niet accepteren en ze zich absoluut niet kunnen voorstellen als laag bestempelen. Dit kan allemaal gezien worden als opstandigheid van mensen; het is allemaal de bron van weerstand van de mensheid tegen God.
uit ‘Mensen die absoluut gehoorzaam kunnen zijn aangaande Gods praktische kant, die houden echt van God’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’
Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
Lees meer: