Job 1:8 Daarop zei Jehova tegen Satan: “Heb je ook acht geslagen op mijn dienaar Job? Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man. Hij heeft ontzag voor God en gaat het kwaad uit de weg.”
Job 1:12 Toen zei Jehova tegen Satan: “Zie, je mag met al zijn bezit doen wat je wilt, maar raak hemzelf met geen vinger aan.” Daarna vertrok Satan uit de tegenwoordigheid van Jehova.
Job 1:9-11 Maar Satan zei tegen Jehova: “Job heeft niet voor niets ontzag voor God. Beschermt u hem, zijn familie en alles wat hij heeft niet aan alle kanten? U hebt het werk van zijn handen gezegend en zijn bezit breidt zich steeds verder uit in het land. Maar steek uw hand maar eens uit en tast alles aan wat hij heeft. Dan zal hij u vast vervloeken in uw gezicht.”
Job 1:8 is het eerste verhaal in de Bijbel waarin we een uitwisseling zien tussen Jehova God en Satan. En wat zei God? De brontekst geeft ons het volgende verslag: “Daarop zei Jehova tegen Satan: ‘Heb je ook acht geslagen op mijn dienaar Job? Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man. Hij heeft ontzag voor God en gaat het kwaad uit de weg.’” Dit was Gods beoordeling van Job voor Satan; God zei dat hij een rechtschapen en onberispelijk man was, iemand die ontzag had voor God en het kwaad meed. Voorafgaand aan deze woordenwisseling tussen God en Satan had God al besloten dat Hij Satan zou gebruiken om Job te verleiden – dat Hij Job over zou geven aan Satan. Aan de ene kant zou dit bewijzen dat Gods waarneming en evaluatie van Job juist en foutloos waren, en Satan zouden beschamen door Jobs getuigenis. Aan de andere kant zou het Jobs geloof in en ontzag voor God vervolmaken. Toen Satan dus voor God stond, was God ondubbelzinnig. God kwam meteen ter zake en vroeg Satan: “Heb je ook acht geslagen op mijn dienaar Job? Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man. Hij heeft ontzag voor God en gaat het kwaad uit de weg.” In Gods vraag zit de volgende betekenis: God wist dat Satan alles afgestruind had en Job, Gods dienaar, vaak in de gaten gehouden had. Satan had hem vaak verleid en aangevallen in een poging Job te ruïneren, om te laten zien dat Jobs geloof in en ontzag voor God niet stand kon houden. Satan zocht actief naar kansen om Job kapot te maken, zodat Job God zou afzweren en Satan hem zou kunnen wegrukken uit Gods handen. Maar God keek in Jobs hart en zag dat hij rechtschapen en onberispelijk was, en dat hij ontzag had voor God en het kwaad meed. God gebruikte een vraag om Satan te laten weten dat Job een rechtschapen en onberispelijk man was die ontzag had voor God en het kwaad meed, dat Job God nooit zou afzweren om Satan te volgen. Toen Satan Gods inschatting van Job vernam, kwam vanuit deze vernedering een woede in hem op, die hem nog bozer maakte, nog ongeduldiger om Job bij God weg te rukken, want Satan had nooit geloofd dat iemand zo rechtschapen en onberispelijk kon zijn, of God zou vrezen en het kwaad zou mijden. Tegelijkertijd verafschuwde Satan die rechtschapenheid en onberispelijkheid in de mens, en haatte mensen die God konden vrezen en het kwaad mijden. En dus staat er geschreven in Job 1:9-11 “Maar Satan zei tegen Jehova: ‘Job heeft niet voor niets ontzag voor God. Beschermt u hem, zijn familie en alles wat hij heeft niet aan alle kanten? U hebt het werk van zijn handen gezegend en zijn bezit breidt zich steeds verder uit in het land. Maar steek uw hand maar eens uit en tast alles aan wat hij heeft. Dan zal hij u vast vervloeken in uw gezicht.’” God was erg goed bekend met Satans kwaadaardige natuur, en wist als geen ander dat Satan al lange tijd van plan was om Job te ruïneren. Dus God wilde, door Satan te vertellen dat Job rechtschapen en onberispelijk was, ontzag had voor God en het kwaad meed, Satan in het gareel krijgen, hem ertoe brengen zijn ware aard te tonen en Job aan te vallen en te verleiden. Met andere woorden, God benadrukte met opzet dat Job rechtschapen en onberispelijk was, en ontzag had voor God en het kwaad meed, en op deze manier liet Hij Satan Job aanvallen, vanwege Satans haat en toorn ten opzichte van hoe rechtschapen en onberispelijk Job was, iemand die ontzag had voor God en het kwaad meed. Zodoende zou God Satan te schande zetten door het feit dat Job rechtschapen en onberispelijk was, iemand die ontzag had voor God en het kwaad meed, en Satan zou verpletterend vernederd en verslagen worden. Daarna zou Satan niet langer twijfelen aan of beschuldigingen maken over Jobs rechtschapenheid, onberispelijkheid, en ontzag voor God, en zijn mijden van het kwaad. Op die manier waren Gods beproeving en de verleiding van Satan bijna onvermijdelijk. De enige die in staat was Gods beproeving en de verleiding van Satan te weerstaan was Job. Na deze woordenwisseling kreeg Satan toestemming om Job te verleiden. Zo begon Satans eerste aanvalsronde. Het doel van deze aanvallen was Jobs bezit, want Satan had deze beschuldiging aan Job geuit: “Job heeft niet voor niets ontzag voor God. […] U hebt het werk van zijn handen gezegend en zijn bezit breidt zich steeds verder uit in het land.” Zodoende stond God Satan toe alle bezittingen van Job weg te nemen – dit was in feite de reden waarom God met Satan gesproken had. Toch stelde God één eis aan Satan: “je mag met al zijn bezit doen wat je wilt, maar raak hemzelf met geen vinger aan” (Job 1:12). Dit was de voorwaarde die God stelde, nadat Hij Satan toestemming gaf Job te verleiden, en Job aan Satan overhandigde, en dat was de grens die Hij bepaalde voor Satan: Hij beval Satan Job zelf geen letsel te berokkenen, want God erkende dat Job rechtschapen en onberispelijk was, en Hij vertrouwde erop dat Jobs rechtschapenheid en onberispelijkheid voor Hem zonder enige twijfel waren, en de beproeving zouden kunnen weerstaan. Dus stond God Satan toe Job te verleiden, maar legde Hij Satan een beperking op: Satan mocht Job al zijn bezittingen afnemen, maar mocht hem met geen vinger aanraken. Wat betekent dit? Het betekent dat God Job toen nog niet helemaal aan Satan uitgeleverd had. Satan kon Job met alle mogelijke middelen verleiden, maar kon Job geen letsel toebrengen, nog geen haar op zijn hoofd krenken, want al het menselijke is in Gods hand, of iemand leeft of sterft is aan God, en Satan heeft die bevoegdheid niet. Nadat God deze woorden tegen Satan had gezegd, kon Satan niet wachten om te beginnen. Satan gebruikte alle mogelijke middelen om Job te verleiden, en het duurde niet lang voordat Job een hoop schapen en runderen en al zijn door God aan hem gegeven bezit kwijt was … En zo daalden Gods beproevingen op hem neer.
Al vertelt de Bijbel ons de oorsprong van Jobs verleidingen, was Job zelf, degene die deze verleidingen onderging, zich bewust van wat er aan de hand was? Job was slechts een mens van vlees en bloed; natuurlijk wist hij niets van het verhaal dat zich achter hem ontvouwde. Desalniettemin, omdat hij ontzag had voor God en rechtschapen en onberispelijk was, realiseerde hij zich dat Gods beproevingen op hem neergedaald waren. Hij wist niet wat er in het geestelijke rijk had plaatsgevonden, noch wat Gods bedoelingen achter deze beproevingen waren. Maar hij wist wel dat wat er ook met hem gebeurde, hij waarlijk vast zou moeten houden aan zijn rechtschapenheid, zijn onberispelijkheid, en de weg volgen van ontzag voor God en het mijden van kwaad. Jobs houding en reactie op deze dingen werden duidelijk door God aanschouwd. En wat zag God? Hij zag dat Job ontzag voor Hem had in zijn hart, want vanaf het begin tot aan het moment van de beproeving bleef Jobs hart open voor God, werd het aangeboden aan God, en Job zwoer zijn rechtschapenheid en onberispelijkheid niet af, noch keerde hij zich af van de weg van ontzag voor God en het mijden van het kwaad of verwierp die – niets was meer bevredigend voor God. Vervolgens zullen we kijken met welke verleidingen Job te maken kreeg en hoe hij met deze beproevingen omging. Laten we de Schrift lezen.
Job 1:20-21 Toen stond Job op en scheurde zijn kledij in stukken, schoor zijn hoofd en viel aanbiddend ter aarde. Hij zei: “Met niets ben ik uit mijn moeders baarmoeder gekomen en met niets zal ik daarheen terugkeren. Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend.”
Nadat God tegen Satan had gezegd: “je mag met al zijn bezit doen wat je wilt, maar raak hemzelf met geen vinger aan,” vertrok Satan, waarna Job al snel heftig aangevallen werd: allereerst werden zijn runderen en ezels geroofd en zijn dienaren gedood, vervolgens werden zijn schapen en dienaren door vuur verteerd, daarna werden zijn kamelen weggenomen en zijn dienaren vermoord; tot slot werden zijn zoons en dochters van het leven beroofd. Deze reeks aanvallen was het leed dat Job onderging tijdens de eerste verleiding. Zoals God had opgedragen waren alleen Jobs bezittingen en kinderen doelwit voor Satan gedurende die aanvallen, en werd Job zelf geen letsel toegebracht. Toch was Job in een oogwenk veranderd van een welvarend man tot iemand die niets heeft. Niemand zou deze verrassingsaanval hebben kunnen weerstaan of op een gepaste wijze daarop hebben kunnen reageren, maar Job toonde zijn buitengewone aard. De Schrift geeft het volgende verslag: “Toen stond Job op en scheurde zijn kledij in stukken, schoor zijn hoofd en viel aanbiddend ter aarde.” Dit was Jobs eerste reactie nadat hij hoorde dat hij zijn kinderen en al zijn bezit verloren had. Boven alles leek hij niet verrast of in paniek, laat staan dat hij boosheid of haat uitte. Zo zie je dat hij in zijn hart al erkende dat deze rampspoed geen toevalligheid was, niet iets menselijks, laat staan de uitvoering van een of andere vergelding of straf. In plaats daarvan waren de beproevingen van Jehova op hem neergedaald; het was Jehova die zijn bezit en kinderen wenste te nemen. Job was toen erg kalm en helder. Zijn rechtschapen en onberispelijke menselijkheid maakte het hem mogelijk om rationeel, logisch en precies te oordelen en beslissingen te nemen over de rampspoed die hem overkomen was, en als gevolg daarvan gedroeg hij zich uitzonderlijk kalm: “Toen stond Job op en scheurde zijn kledij in stukken, schoor zijn hoofd en viel aanbiddend ter aarde.” “Scheurde zijn kledij in stukken” betekent dat hij ongekleed was en niets bezat, “schoor zijn hoofd” gaf aan dat hij teruggekeerd was voor God als pasgeborene; “viel aanbiddend ter aarde” betekent dat hij naakt de wereld in was gekomen, en nog steeds bezitloos was vandaag, dat hij tot God was teruggekeerd als pasgeboren baby. Geen enkel ander schepsel van God had dezelfde houding als Job kunnen aannemen ten aanzien van alles wat hem was overkomen. Zijn vertrouwen op Jehova steeg uit boven het domein van het geloof. Dit was zijn ontzag voor God, zijn gehoorzaamheid aan God, en hij was niet alleen in staat God te danken voor het geven, maar ook voor het nemen. Meer nog, hij was in staat om alles wat hij bezat, inclusief zijn leven, terug te geven.
Jobs ontzag voor en gehoorzaamheid aan God is een voorbeeld voor de mensheid, en zijn rechtschapenheid en onberispelijkheid waren het hoogtepunt van de menselijkheid die de mens zou moeten bezitten. Al zag hij God niet, hij realiseerde zich dat God waarlijk bestond, omwille van dit besef had hij ontzag voor God en omdat hij ontzag had voor God was hij in staat God te gehoorzamen. Hij liet God de vrije keus om terug te nemen wat hij had, maar zonder klagen, en viel plat op de grond voor God en zei tegen Hem, dat zelfs als God op dit moment zijn leven nam, hij dat met vreugde zou toelaten, zonder klagen. Heel zijn gedrag werd ingegeven door zijn rechtschapen en onberispelijke menselijkheid. Dat wil zeggen, als gevolg van zijn onschuld, eerlijkheid en vriendelijkheid was Job onwrikbaar in zijn besef en ervaring van Gods bestaan. Op dit fundament stelde hij zichzelf eisen en standaardiseerde zijn denken, gedrag, en de grondbeginselen van zijn handelen voor God, in overeenstemming met Gods leiding over hem of de daden van God die hij te midden van alle dingen had gezien. Na verloop van tijd brachten zijn ervaringen een daadwerkelijk ontzag voor God teweeg en zorgden ervoor dat hij het kwaad meed. Dit was de bron van integriteit waar Job sterk aan vast hield. Job bezat een eerlijke, onschuldige en vriendelijke menselijkheid, en hij had een daadwerkelijke ervaring van ontzag voor God, gehoorzaamheid aan God, en het mijden van het kwaad. Hij bezat ook de wetenschap dat “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen.” Alleen maar vanwege deze dingen was hij in staat standvastig getuige te zijn te midden van deze kwaadaardige aanvallen van Satan, en alleen vanwege deze dingen was hij in staat God niet teleur te stellen en God een bevredigend antwoord te geven toen Gods beproevingen op hem neerdaalden. Al was Jobs gedrag tijdens de eerste beproeving erg eenvoudig, latere generaties konden niet altijd zo’n eenvoud aan de dag leggen, zelfs niet na levenslange inspanningen. Evenmin was het een uitgemaakte zaak dat zij hetzelfde gedrag als Job vertoonden, zoals hierboven beschreven. Kijk vandaag eens naar Jobs eenvoudige gedrag en vergelijk dit met de schreeuwende vastberadenheid van ‘absolute gehoorzaamheid en trouw tot aan de dood’ van hen die beweren in God te geloven en God te volgen en die deze vastberadenheid aan God tonen. Voelen jullie je dan wel of niet diep beschaamd?
Als je de in de Schrift leest over alles wat Job en zijn gezin moesten doorstaan, wat is dan je reactie? Raak je verdwaald in je gedachten? Ben je verbaasd? Zouden de beproevingen die Job heeft doorstaan als ‘gruwelijk’ omschreven kunnen worden? Met andere woorden, het is al erg genoeg over Jobs beproevingen te lezen in de Schrift, om maar te zwijgen over hoe ze in werkelijkheid zouden zijn geweest. Je ziet dat wat Job overkwam geen ‘gevechtsoefening’ was, maar een echte ‘strijd,’ met echte ‘geweren’ en ‘kogels’. Maar wie had de hand in deze beproevingen? Dat was natuurlijk Satan, ze werden persoonlijk door Satan uitgevoerd – maar met Gods toestemming. Vertelde God Satan hoe Job te verleiden? Dat deed Hij niet. God gaf slechts één enkele voorwaarde, waarna de verleiding op Job neerdaalde. Toen dat gebeurde gaf het mensen een beeld van het kwaad en de lelijkheid van Satan, van zijn kwaadaardigheid en walging tegenover de mens, en van zijn vijandschap tegen God. Hierin zien we dat woorden niet kunnen omschrijven hoe wreed eigenlijk deze verleiding was. Je zou kunnen zeggen dat de kwaadaardige natuur waarmee Satan de mens misbruikte en Satans lelijke gezicht op dit moment volledig aan het licht kwamen. Satan maakte van deze gelegenheid gebruik, met Gods toestemming, om Job te onderwerpen aan koortsachtig en meedogenloos misbruik, waarvan de methodes en het niveau van wreedheid onvoorstelbaar en onaanvaardbaar zouden zijn voor mensen vandaag. In plaats van zeggen dat Job verleid was door Satan en dat hij standvastig aan zijn getuigenis vasthield tijdens deze verleiding, is het beter te zeggen dat in de beproevingen die God voor hem had bepaald, Job de wedstrijd aanging met Satan om zijn rechtschapenheid en onberispelijkheid te beschermen, de weg van ontzag voor God en het mijden van het kwaad te verdedigen. In deze wedstrijd verloor Job een hoop runderen en schapen, verloor hij al zijn bezit, zijn zonen en dochters – maar zijn rechtschapenheid, zijn onberispelijkheid, en zijn ontzag voor God verloor hij niet. Met andere woorden, in deze wedstrijd met Satan gaf hij er de voorkeur aan zijn bezit en zijn kinderen te verliezen, boven het verliezen van zijn rechtschapenheid, onberispelijkheid en ontzag voor God. Hij gaf er de voorkeur aan vast te houden aan de kern van wat het betekent om mens te zijn. De Schrift geeft een beknopt verslag van het hele proces hoe Job zijn vermogen verloor, en documenteert ook Jobs gedrag en houding. Deze kernachtige, bondige verslagen geven het idee dat Job op een bijna ontspannen manier deze verleidingen onderging, maar als wat werkelijk gebeurde gerecreëerd zou worden, met daaraan toegevoegd de kwaadaardige natuur van Satan – dan zouden de dingen niet zo eenvoudig zijn als ze in deze zinnen omschreven worden. De realiteit was veel wreder. Dit is de mate van vernietiging en haat waarmee Satan de mensheid behandelt en eenieder die door God wordt goedgekeurd. Als God Satan niet had gevraagd Job geen letsel toe te brengen, dan zou Satan hem ongetwijfeld en zonder enige wroeging gedood hebben. Satan wil niet dat iemand God aanbidt, noch dat zij die rechtvaardig zijn in Gods ogen, en zij die rechtschapen en onberispelijk zijn, door kunnen gaan met ontzag hebben voor God en het kwaad mijden. Ontzag hebben voor God en het kwaad mijden betekent voor mensen het mijden en verloochenen van Satan en dus maakte Satan misbruik van Gods toestemming om al zijn woede en haat genadeloos op Job te ontladen. Dan zie je hoe groot de kwelling was die Job onderging, in lichaam en geest, vanbuiten en vanbinnen. Vandaag de dag zien we niet hoe het toen was, en we kunnen vanuit de verslagen van de Bijbel alleen maar een glimp opvangen van Jobs emoties toen hij destijds onderworpen was aan die kwelling.
En wat deed God toen Job onderworpen was aan deze kwellingen? God observeerde, zag toe, en wachtte de uitkomst af. Hoe voelde God Zich, terwijl Hij observeerde en toezag? Hij voelde Zich natuurlijk diepbedroefd, maar kon Hij door Zijn verdriet spijt hebben gehad van Zijn toestemming aan Satan om Job te verleiden? Het antwoord is nee, dat kon Hij niet. Want Hij was er vast van overtuigd dat Job rechtschapen en onberispelijk was, en dat hij ontzag had voor God en het kwaad meed. God had Satan simpelweg de kans gegeven Jobs rechtvaardigheid tegenover God te verifiëren en zijn eigen kwaadaardigheid en verachtelijkheid te onthullen. Verder was het een kans voor Job om te getuigen van zijn rechtvaardigheid en ontzag voor God en het mijden van het kwaad tegenover de mensen van de wereld, tegenover Satan, en zelfs tegenover de volgelingen van God. Bewees de uiteindelijke uitkomst dat Gods beoordeling van Job juist en zonder fout was? Overwon Job Satan daadwerkelijk? Hier lezen we de archetypische woorden door Job gesproken, die bewijzen dat hij Satan overwonnen had. Hij zei: “Met niets ben ik uit mijn moeders baarmoeder gekomen en met niets zal ik daarheen terugkeren.” Dit is Jobs gehoorzame houding ten opzichte van God. Vervolgens zegt hij dan: “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend.” Deze door Job gesproken woorden bewijzen dat God het diepste van het mensenhart aanschouwt, dat Hij in de geest van de mensheid kan kijken, en ze bewijzen dat Zijn goedkeuring van Job foutloos is, dat deze door God goedgekeurde man rechtvaardig was. “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend.” Deze woorden zijn Jobs getuigenis voor God. Het zijn deze gewone woorden die Satan intimideerden, tot schande brachten, en hem uit paniek op de vlucht deden slaan, en belangrijker nog, die Satan ketenden en zonder middelen achterlieten. Door deze woorden kon Satan dus ook de wonderlijke en machtige daden van Jehova God voelen, en het buitengewone charisma waarnemen van iemand wiens hart geregeerd werd door Gods weg. Bovendien toonden zij Satan de krachtige vitaliteit van een kleine, onopmerkelijke man, door de weg te gaan van ontzag voor God en het mijden van het kwaad. Satan werd dus tijdens de eerste ronde al verslagen. Ondanks deze ‘harde les’ was Satan niet voornemens Job te laten gaan, noch was er enige verandering te bespeuren in zijn kwaadaardige natuur. Satan bleef proberen Job aan te vallen, en kwam dus nog eens voor God te staan …
Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II